Vorm gaat bij de Mini nog altijd voor de functie
Met veel succes herintroduceerde BMW jaren geleden het Britse merk Mini. Een compact model met duidelijke verwijzingen naar het design van weleer, maar gebouwd volgens de kwaliteitsnormen van het Duitse moederbedrijf. De nieuwe Mini ontketende een rage en mag op dit moment de meest succesvolle retroauto van de markt genoemd worden.
Tijd dus voor meer modellen. Eerst lanceerde Mini de cabriolet die net als de gesloten versie een plaatsje kreeg in de harten van velen. En nummer drie staat sinds kort bij de dealer, de Clubman, met een langere wielbasis en in totaal 26 centimeter extra lengte. Toch blijft dit model onder de grens van 4 meter.Bij de Mini gaat de vorm nog altijd voor de functie. De achterkant is behoorlijk hoekig. De toegang tot de bagageruimte wordt verschaft middels twee klapdeuren in plaats van de gebruikelijke klep. Dit is dan weer zo’n detail dat afkomstig is van de vroegere Mini Clubman en bestel. De ruimte die achter de deuren schuilgaat meet 260 liter achter de bank. Niet gigantisch, maar altijd stukken beter dan bij de normale Mini, omdat de bagageruimte daar quasi-non-existent is. De achterbank klapt in twee gelijke delen voorover met als resultaat 930 liter aan volume. Bij het voorover klappen van één deel moet eerst de middelste hoofdsteun worden verwijderd, omdat deze in beide rugleuningdelen is vergrendeld.
Vergrendelpunt
De langere wielbasis heeft positieve gevolgen voor de beenruimte op de achterbank. Maar hier geldt eigenlijk hetzelfde als voor de bagageruimte. Bij de normale Mini is er van beenruimte zo goed als geen sprake, in de Clubman kunnen niet te grote kinderen goed zitten. Volwassenen hebben er wat minder plaats, onder meer door de nog steeds bescheiden beenruimte, maar ook omdat de rugleuning behoorlijk rechtop staat. De toegang tot de achterste zitplaatsen wordt gemakkelijk gemaakt door een half deurtje achter het rechtervoorportier dat tegen de rijrichting in opent. Toch moet de rugleuning van de voorstoel nog steeds voorover. Dan is het vervolgens oppassen voor het bovenste vergrendelpunt van het kleine deurtje tegen de dakrand. Omdat de Mini zo laag is, stoot men -zeker de eerste keer- gegarandeerd het hoofd.
De voorpassagiers zitten uitstekend. De auto geeft al direct een sportief gevoel, mede dankzij de vormgeving van het dashboard. De snelheidsmeter van het formaat stationsklok trekt enorm de aandacht. Ook de toerenteller direct achter het stuur geeft de snelheid (digitaal) weer. De mogelijkheden om het interieur aan te kleden zijn bij Mini enorm, dankzij de haast onuitputtelijke lijst met kleuren, materialen, accessoires en hebbedingetjes. Maar tegelijk loopt het bedrag onder aan de rekening enorm op.
Voldoende sportief
Motorisch biedt de Clubman drie mogelijkheden. De 1,6 liter 16V is er met en zonder turbo (Cooper S en de Cooper). Het vermogen loopt hier uiteen van 120 tot 175 pk. Van recente datum is de dieselmotor in de Mini Cooper D, de vertrouwde 1,6 liter van Peugeot die met standaard roetfilter 110 pk levert. De krachtbron sluit vooral met zijn koppel van 240 Nm keurig aan bij de sportieve verwachtingen die de auto wekt. Zonder rumoerig te zijn accelereert de 1250 kg wegende Clubman in 10,4 seconden naar de 100 km/u en topt op 193 km/u. De sportiviteit, die ook is besloten in het onderstel, levert echter wel een gemiddeld praktijkverbruik op van 1 op 13,7. Dat is heel wat ongunstiger dan de 1 op 24,4 die Mini in zijn folder belooft.
Sinds het verschijnen van de tweede generatie Mini onder regie van BMW is er keuze uit twee onderstelafstemmingen. De normale afstemming is voldoende sportief met behoud van comfort, terwijl tegen meerprijs een sportonderstel verkrijgbaar is. Die laatste is voor familiair gebruik eigenlijk te stug, de normale afstemming past veel beter.
De meerprijs voor de Clubman bedraagt 3125 euro. De Cooper kost zodoende 25.450 euro en de diesel vergt een uitgave van minimaal 28.650 euro.