Theologisch tijdschrift als tijdspiegel
Theologia Reformata wil gereformeerde theologie beoefenen, niet alleen ten behoeve van kerk en geloof, maar ook van de hedendaagse cultuur. Dit jaar ging het blad zijn vijftigste jaargang in. Vijf decennia Theologia Reformata bieden volgens redactievoorzitter prof. dr. W. Verboom „een tijdspiegel.” „We zijn beslist geen tijdloos tijdschrift.”
Theologia Reformata werd in 1958 opgericht. Doelstelling was, volgens de redactie, om de reformatorische beginselen levend te houden in theologie en kerk en een confrontatie aan te gaan met de beginselen van de geestelijke stromingen.H. Bout uit Huizen was initiator, hoofdredacteur werd J. Severijn. Andere redactieleden waren onder anderen S. van der Linde en H. Jonker.
In de beginperiode was het blad vooral verbonden met het beleid van de Gereformeerde Bond, schreef Verboom in een evaluerend artikel over vijftig jaar Theologia Reformata, eerder dit jaar in het blad. In de rubriek ”Uit de kerk” (voorloper van ”Reflexen”) wordt doorgaans het standpunt van het hoofdbestuur inzake theologische beslissingen van de kerk verwoord en onderbouwd. Het blad bleef loyaal aan het bestuur, maar het gebeurde ook wel eens dat het beleid van het hoofdbestuur kritisch gewogen wordt, zoals C. Graafland deed rond Samen op Weg.
De doelgroep van het blad bestaat -behalve uit universitaire medewerkers en theologische studenten- vooral uit predikanten, zegt redactiesecretaris dr. J. de Gier. „Willen we hen niet onder laten sneeuwen in het vele pastorale werk in de gemeente, dan moet er gedegen materiaal voorhanden zijn. Het blad heeft verder het ontwikkelde gemeentelid en niet te vergeten de sterk opkomende groep van godsdienstleraren en pastoraal werkers als doelgroep.”
Formule
De formule van Theologia Reformata is gelijk gebleven: een meditatie, enkele hoofdartikelen (soms bewerkingen van lezingen), de rubriek Reflexen en boekbesprekingen, met een variant van boekaankondigingen. Sinds een aantal jaren is er ook de rubriek Focus, een boekbespreking in artikelvorm.
Dr. Verboom zette in zijn bijdrage de meer dan 500 artikelen in vijftig jaargangen op een rij en constateerde dat verreweg de meeste artikelen gaan over geschiedenis van kerk, dogma en confessie (34 procent), gevolgd door dogmatiek (22 procent), Bijbelwetenschappen (15 procent), praktische theologie (11 procent), missiologie, godsdienstwetenschappen en cultuur (11 procent), ethiek (5 procent) en godsdienstfilosofie (2 procent).
Het is volgens dr. Verboom logisch dat de meeste artikelen gaan over de geschiedenis van kerk, dogma en confessie. „Daar liggen immers de ”roots” van de scribenten.”
De bijdragen gaan vooral over de periode van de Reformatie, het gereformeerd piëtisme en de Nadere Reformatie. Toch bieden volgens dr. Verboom deze artikelen niet alleen historische informatie, maar wordt er ook gevraagd naar de actuele betekenis ervan voor kerk en theologie in deze tijd.
Tal van onderwerpen en schrijvers passeerden de revue. Prominente auteurs waren onder anderen W. Aalders, W. Balke, H. Bout, C. Graafland, J. Hoek, H. Jonker, F. G. Immink, S. van der Linde, S. Meijers, A. Noordegraaf, A. de Reuver, H. Schroten, J. Severijn, W. van ’t Spijker, C. A. Tukker en W. H. Velema.
Ze schreven over een breed scala van onderwerpen. Bekendheid kregen onder meer de discussie tussen C. Graafland en V. Brümmer over genade en onwederstandelijkheid, en de artikelenreeks van Graafland en andere scribenten over de gereformeerde scholastiek. Spraakmakend was S. van der Linde -voorganger van Graafland- met zijn artikelen over Reformatie, Nadere Reformatie en kerkhistorische ontwikkelingen in de negentiende eeuw.
Dr. W. van ’t Spijker liet in een indrukwekkend aantal artikelen zijn licht schijnen over de kerk en de leer in het licht van de Reformatie, de verhouding natuur en genade, de gereformeerde scholastiek en vragen rond ervaring en spiritualiteit.
Het was vaak een mix van gereformeerde theologie en de moderne cultuur, waarbij vooral theologische ontwikkelingen in de jaren zestig -de ontstaansjaren van de moderne theologie- kritisch werden belicht. H. Jonker liet zijn licht schijnen over de moderne theologie, kerk en wereld, prediking en secularisatie. S. Meijers gaf rekenschap van de kerk in de cultuurcrisis van de twintigste eeuw.
Noordegraaf publiceerde talloze artikelen over kerk en gemeente, in het licht van het Nieuwe Testament, rekening houdend met nieuwe ontwikkelingen in diaconaat en gemeente(opbouw). W. H. Velema publiceerde over ethiek en over vragen rond pastoraat en prediking.
Overigens laat Verboom weten dat de aandachtspunten ethiek en godsdienstfilosofie meer huiswerk verdienen. „De laatste jaren is er wel meer aandacht voor missiologie gekomen.”
Vijftig jaar Theologia Reformata betekent een halve eeuw kerkgeschiedenis. Dat laat zeker de rubriek Reflexen zien, waarin men inging op allerlei ontwikkelingen in kerk en theologie, zoals rumoerige thema’s op synodes (rond de verzoening, Zuid-Afrika, het Liedboek, enzovoorts), de oecumene, het vraagstuk van de modaliteiten, de verontrusting (het Getuigenis van 1971), het Samen op Wegproces en ontwikkelingen binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Verder kwamen in Reflexen belangrijke promoties en ontwikkelingen in de wereld aan de orde. De In Memoriams bieden een dwarsdoorsnede van belangwekkende figuren in de eigen kring.
Verbreding
De doelstelling van het blad, op het achteromslag verwoord, luidt: ”Tijdschrift voor gereformeerde theologie ten dienste van kerk en geloof in de hedendaagse cultuur”.
„Uit deze bewoordingen blijkt dat de redactie zich behalve met de bezinning ten dienste van de kerk en het geloof ook bezig wil houden met de vragen die de culturele en geestelijke context raken”, aldus Verboom.
Theologia Reformata heeft een eigen plaats ingenomen naast Kerk en Theologie (meer gericht op de breedte van de Protestantse Kerk) en het Nederlands Theologisch Tijdschrift (specifiek gericht op academische theologiebeoefening).
In de jaren zeventig werd de redactie verbreed met vertegenwoordigers van de Christelijke Gereformeerde Kerken in de persoon van W. van ’t Spijker en W. H. Velema, die inmiddels zijn opgevolgd door G. C. den Hertog en H. G. L. Peels. De Christelijke Gereformeerde Kerken staan het dichtst bij ons, zegt redactiesecretaris De Gier. „Andere kerken zijn marginaal bij het blad betrokken, zoals de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en, nog minder, de Nederlands Gereformeerde Kerken. De Gereformeerde Gemeenten hebben zich tot dusver afzijdig gehouden. Een eventuele inbreng van de Hersteld Hervormde Kerk in de toekomst is nog onduidelijk.”
Theologia Reformata staat open voor veel publicaties, mits ze het vereiste niveau hebben, aldus De Gier. „Dat betekent dat we in de praktijk nogal wat moeten afwijzen. Er wordt geopperd om de redactie nog wat uit te breiden vanwege de opsplitsing van theologie in meerdere disciplines. Voorwaarde is dat redacteuren gepromoveerd zijn. Men moet iets goeds inbrengen.”
Het aantal abonnees ligt rond de 800, iets minder dan de 1000 in de hoogtijdagen. Toch is De Gier niet ontevreden. „We verspreiden het blad vooral onder studenten, want zij zijn onze toekomstige doelgroep. We zijn blij dat we dat nu op vier theologische faculteiten kunnen doen, namelijk in Leiden, Utrecht, Kampen en Apeldoorn.”
Theologia Reformata is beslist geen tijdloos tijdschrift, vat dr. Verboom samen in zijn eerdergenoemd artikel. „Voortdurend is het engagement met datgene wat er speelt voelbaar.”
Ook hij staat open voor de inbreng van redactieleden uit andere kerken. „Een bundeling van krachten in de gereformeerde theologie zou heel mooi zijn. Zou Theologia Reformata wellicht een samenbindende functie kunnen vervullen, ook in de kerken?”
Jubileumsymposium
Ter gelegenheid van vijftig jaar Theologia Reformata is er op 7 april 2008 in Hydepark te Doorn een symposium over ”Gereformeerde theologiebeoefening: betekenis en vitaliteit in verleden, heden en toekomst”. De leiding is in handen van prof. dr. F. G. Immink. Lezingen worden gehouden door dr. E. P. Meijering (kerk en dogmengeschiedenis), prof. dr. G. G. de Kruijf (systematische theologie), drs. T. T. J. Pleizier (praktische theologie) en prof. dr. E. Talstra (Bijbelwetenschappen). Dr. J. de Gier verzorgt een literair intermezzo.