Verdienen
Voorin zitten is in Bolivia een hele eer. Het is zelfs raar om zomaar iemand een plaats naast je te geven. Zo liet een vrachtwagenchauffeur uit Loma Alta tijdens een stortbui zijn assistent de hele reis achter in de laadbak zitten, terwijl er in de cabine nog gewoon plaats was.
Ook kan ik er maar niet aan wennen dat twee mannen, die bij dezelfde baas werken en elkaars buren zijn, niet met elkaar meerijden. Alleen maar omdat de ene chef is en de andere stenendrager. De chef mag de auto van de zaak tussen de middag mee naar huis nemen, maar laat zijn buurman lopen.Dit doet mij denken aan de gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht. Als je veel kwijtgescholden is, is het Bijbels dat je ook zelf bereid bent anderen kwijt te schelden. Met andere woorden: als jij per gratie gezegend bent met een goede functie, is het begrijpelijk dat anderen van jou verwachten dat je de voordelen van die functie niet alleen voor jezelf houdt. Maar dat is voor een Nederlander wellicht een vreemde gedachte. Het is niet moeilijk om je mensen voor de geest te halen van wie het gedrag na een functiewijziging ineens totaal veranderde.
In Bolivia is er echter niemand die het raar vindt dat zijn meerdere hem benadeelt. Dat is nu eenmaal de structuur van het leven van alledag. Voor mij was het een grote ontdekking dat de meeste arme mensen in de regio waar wij wonen zelf een knecht hebben die nog weer lager op de ladder staat.
Zo heeft Don Bladimir, een van de bouwvakkers met wie ik veel werk, een koeienoppasser. Het is in Bolivia gebruikelijk om bij wijze van verzekering ergens buiten het dorp koeien te houden. Als er een aantal jaren niets akeligs gebeurt, groeit het aantal koeien gestaag door. Zo ook de veestapel van Don Bladimir. Maar, wie moest al die koeien hoeden? En waar moest diegene blijven? Er werden vier palen geslagen. Daarboven kwam een dak van palmbladeren, er kwam een bed en een waterput. Vervolgens werd daar iemand zeven dagen per week gestationeerd. Want als iemand maar vijf dagen op de dieren past, kan na het weekend de waarde van je ’polis’ gehalveerd zijn.
Helaas zie je dit onderscheid in rangen en standen ook in het het zendingswerk en in het kerkelijk leven. Of we dat nu willen zien of niet. Een van de diakenen in Loma Alta is een respectabel man. Echter, op zijn land heeft hij zeven dagen per week een oppasser. Die man moet met een geweer de apen en papegaaien uit de buurt van de mais en het sorghum houden.
Heeft die oppasser minder recht op het Woord? Is het niet zo dat de voetwassing voor het laatste avondmaal ons laat zien dat het kernwoord van het leven als een christen ”dienen” is? Zou het daarom niet mooi zijn als op zijn minst tijdens kerkelijke activiteiten de rangen en standen wegvallen? Dat de baas zijn oppasser aflost? In theorie is dat een mooi concept. Maar zou u dat doen?
Een valkuil voor ons zendingswerk is dat één laag van de bevolking over het hoofd wordt gezien. Het lijkt mij juist die laag waar in de evangeliën zo veel aandacht voor is.
De auteur is samen met zijn vrouw door Oikonomos foundation uitgezonden naar Bolivia. Als ontwikkelingswerkers dragen ze bij aan het werk van de NAGM, de zendingsorganisatie van de Netherlands Reformed Congregations (NRC) in Noord-Amerika.