Internet versterkt individualisering
Als internet de klassieke vormen van identificatie (door zuil, kerk, partij) verdringt, is dat zeer zorgwekkend, stelt dr. Arwin van Buuren in reactie op de FORUM-lezing van Valerie Frissen (RD van vrijdag). Het versterkt de noodzaak om te investeren in warme thuishonken en veilige havens.
In haar lezing gaat Frissen in op de invloeden van de digitale revolutie op de integratie van minderheden. Haar conclusie is dat wij de digitale wereld en zijn werking moeten accepteren en als bron van nieuwe, meervoudige vormen van identificatie moeten omarmen.Haar betoog is echter op een aantal punten bekritiseerbaar. Het meest storend is het feit dat Frissen klakkeloos de kloof tussen het ”zijn” en het ”behoren” negeert. Uit de feitelijke situatie kan niet zonder meer de norm worden ontwikkeld.
Maar ook de empirische basis van de lezing is betwistbaar. Zij schetst het beeld van jongeren, waaronder ook allochtone jongeren, die zich frequent op de digitale snelweg bewegen en daar intensief communiceren. Dit werkt in een aantal gevallen integratiebevorderend, omdat deze communicatie intercultureel is en wederzijds begrip zou vergroten. In een aantal andere gevallen werkt internet echter juist radicaliserend. Ook de Hofstadgroep gebruikte het web als podium en forum voor meningsvorming en voor communicatie.
Motor
Deze tegenstrijdige constateringen roepen natuurlijk de vraag op wat waarheid is. Als wordt gesteld dat internetfora enerzijds integratie bevorderen en anderzijds als broedplaats voor geweld en zelfs terreur fungeren, is dat op zijn minst tegenstrijdig. Ik ben eerder geneigd te geloven in het laatste. De keuze voor een bepaald forum houdt al een selectie van deelnemers in. Binnen een forum vinden vooral gelijkgezinden elkaar. En met het zelfreinigende vermogen van internetfora valt het in de praktijk ernstig tegen. Internet is een motor in de verruiging en banalisering van onze samenleving.
Een tweede vraag is in hoeverre deze communicatie zijn weerslag heeft op het feitelijke gedrag van jongeren. Immers stelt Frissen terecht dat in de virtuele realiteit zaken makkelijker worden besproken. Maar daarmee is het maar zeer de vraag in hoeverre de digitale leefwereld ook zijn weerslag heeft op de feitelijke leefwereld van jongeren. Dat betekent enerzijds dat we niet automatisch blij hoeven te zijn van interculturele communicatie op het web als zou dat de integratie bevorderen. Vanachter je pc is openhartigheid heel wat makkelijker dan in de kring op de verjaardagsvisite of in de moskee.
Of dat anderzijds ook betekent dat we ons niet al te veel zorgen hoeven te maken over de verruwing en polarisatie die veel digitale communicatie kenmerkt, is echter zeer de vraag. Voor velen is internet hét kanaal om vrijelijk te kunnen zeggen wat men liever in het openbaar niet zegt maar wel stilletjes denkt. Dit geeft aan dat het interculturele klimaat -ook ten aanzien van orthodox gereformeerden- steeds minder welwillend wordt.
Onverschilligheid
Kwalijker is echter de aanbeveling van Frissen om de nieuwe digitale werkelijkheid als gegeven te beschouwen en te omarmen als bron voor meervoudige en hybride identificatie. Internet is een uitingsvorm en een katalysator van de vluchtigheid en vrijblijvendheid van onze moderne samenleving. Dat is al erg genoeg. Frissen doet het pleidooi om deze trend te keren (door te investeren in klassieke instituties als gezin, school, kerk en verenigingsleven) af als een naïeve vorm van conservatisme. Dat is niet onderbouwd en het is zeker geen wetenschappelijke constatering.
Meervoudige of hybride identificatie klinkt vanuit een postmoderne filosofie zeer aanlokkelijk. Een digitale diaspora voorkomt een te sterke binding aan één specifieke groep en past daarmee prima bij de hedendaagse intolerante onverschilligheid en het verregaande cultuurrelativisme ten opzichte van minderheden. Maar integratie vraagt geen vervreemding, maar wederzijds respect, veiligheid en een basaal gevoel van ergens bij te horen.
De digitaal ontheemde -van welke komaf dan ook- wordt met het pleidooi van Frissen aan zijn lot overgelaten. In de zee van virtuele onoprechtheid, relativisme en normloosheid dobbert hij stuur- en ankerloos rond. Maar daar heeft de christelijke ethiek een krachtig antwoord op! Oprechtheid, trouw en betrouwbaarheid, waarachtigheid, gemeenschapszin en naastenliefde zijn onmisbare waarden, juist in onze postmoderne en multiculturele samenleving.
Thuisland
Als internet de klassieke vormen van identificatie (door zuil, kerk, partij) verdringt is dat zeer zorgwekkend, ook voor ons. Het illustreert hoe het web de individualisering versterkt. Maar dat noodzaakt juist nú te investeren in warme thuishonken en veilige havens. Juist de onthechting en leegheid van het virtuele web vragen om stevige ankerplaatsen waarbinnen onze jongeren hun identiteit vormen en ouderen deze verdiepen.
De Joden in de diaspora bleven altijd verlangen naar een thuisland. Misschien dat de digitaal ontheemden het verlangen daarnaar hebben opgegeven of nooit hebben ontwikkeld. Maar laten wij in gezin en kerk, op vereniging en school serieus en voortdurend investeren in zo’n thuisland, als een krachtig alternatief voor de kille virtualiteit van het web.
De auteur is universitair docent bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.