PvdA’ers op het matje bij Dijsselbloem
DEN HAAG - PvdA-Kamerlid Dijsselbloem heeft lef. Dat komt goed uit als hij in de komende weken vooral zijn partijgenoten moet ondervragen over de onderwijsvernieuwingen van de afgelopen vijftien jaar.
Basisvorming, tweede fase, vmbo en het nieuwe leren. Dat zijn de veranderingen die de overheid sinds het begin van de jaren negentig aan het voortgezet onderwijs oplegde. De definitieve keus van leerlingen voor de schoolsoort moest worden uitgesteld. Daarom moesten leerlingen in de eerste leerjaren van het voortgezet onderwijs dezelfde leerstof gaan volgen. De basisvorming was geboren.Was een vakkenpakket van zes vakken niet te beperkt? En was het niet beter als vakken werden gegroepeerd? Zo kwam de tweede fase met een breder vakkenpakket en vier keuzeprofielen van de grond.
Het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) was het zorgenkindje van het onderwijs. Dat had imagoverbetering nodig. Daarom werd het samengevoegd met de oude mavo tot het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo).
Was het ook niet zinvol dat leerlingen niet alleen maar zouden luisteren naar de leerkracht en zelf actief aan de slag zouden gaan? Het gaat toch immers niet alleen om de feiten, maar ook om de vraag of je weet waar je je informatie moet halen? Daarom voerde de politiek het nieuwe leren in.
Maar in de loop van de jaren bleken de vernieuwingen niet alleen positieve kanten te hebben. De basisvorming leidde ertoe dat leerlingen die goed konden leren onvoldoende uitdaging kregen en dat degenen die praktisch ingesteld waren het niveau niet konden behappen. De tweede fase was zo breed dat de leerlingen van veel onderwerpen weinig wisten. De vorming van het vmbo sleurde de mavo mee in de negatieve beeldvorming rond deze schoolsoort. De opkomst van het nieuwe leren zorgde ervoor dat leerlingen zich goed kunnen presenteren, maar wat betreft feitenkennis achter gingen lopen.
In de loop van de jaren voerde de Tweede Kamer een aantal aanpassingen door, maar toch bleef de vraag knagen: Zijn deze vernieuwingen nu eigenlijk wel goed geweest? Het jongste Kamerlid, de GroenLinkser Dibi, stelde in januari dit jaar kritische schriftelijke vragen over het nieuwe leren. Daarmee ging de bal rollen. Op 26 april dit jaar werd een parlementaire onderzoekscommissie ingesteld onder voorzitterschap van de PvdA’er Dijsselbloem. In de commissie zitten naast de voorzitter: Van Bochove (CDA), De Rooij (SP), Zijlstra (VVD), Bosma (PVV), Dibi (GroenLinks), Orthega-Martijn (ChristenUnie) en Van der Ham (D66).
De keuze voor Dijsselbloem als voorzitter is opmerkelijk. Allereerst omdat het Kamerlid geen blad voor de mond neemt. De afgelopen jaren is hij vooral bekend geworden vanwege zijn protesten tegen ontsporingen in televisieprogramma’s. Het leverde hem de titel „moraalridder” op. Hij draagt die met trots. De opstelling van Dijsselbloem lijkt een objectief onderzoek te garanderen. Hij heeft lef en zal daarom partijgenoten niet sparen.
De keuze voor Dijsselbloem is ook opmerkelijk omdat hij een PvdA’er is. Het zijn namelijk vooral sociaaldemocraten geweest die in de afgelopen dertig aandrongen op onderwijsvernieuwingen en politiek verantwoordelijk waren voor de omstreden vernieuwingen. Minister Van Kemenade kwam in het roemruchte kabinet-Den Uyl (1973-1977) met de middenschoolgedachte waarbij alle leerlingen zo lang mogelijk hetzelfde onderwijs moest volgen. Dat was dienstig aan de leidende gedachte van de PvdA op dat moment: spreiding van kennis, macht en inkomen.
De onderwijsvernieuwingen die enkele decennia later zijn ingevoerd, zijn niet meer dan slappe aftreksels van deze gedachte. Maar dat maakt de problemen waarmee het onderwijs nu wordt geconfronteerd er niet minder om. Het is daarom heel aardig dat juist een PvdA’er tijdens de openbare verhoren, die morgen beginnen en tot en met 7 december duren, deze conclusie moet gaan trekken.
Oud-bewindslieden met een PvdA-achtergrond, zoals Van Kemenade, Netelenbos, Wallage en Ritzen, verschijnen de komende week voor de commissie, die overigens mensen niet onder ede mag ondervragen. Behalve politici komen ook Kamerleden, vakbondsvoorzitters en adviseurs langs. In januari zal Dijsselbloem zijn eindrapport presenteren.