Hoe schoon zong hij van minne
Hendrik van Veldeke is de geschiedenis ingegaan als de allereerste dichter van de Lage Landen die we bij name kennen. Zijn verzen zien er moeilijk uit, zijn taal is bijna onbegrijpelijk geworden. Maar hij heeft op onvergelijkelijke wijze de hoofse idealen over het leven en de liefde tot klinken gebracht. Het kan geen kwaad om die idealen -het streven naar zelfbeheersing voorop- eens te confronteren met de ideeën van vandaag.
Het is een bekend plaatje voor de liefhebbers van middeleeuwse literatuur: Hendrik van Veldeke, groot afgebeeld in het kostbare Manessehandschrift. Te midden van kleurrijke bloemen en vogels zit de dichter te peinzen, het hoofd gesteund op de linkerhand, de elleboog op de knie. Het is duidelijk wat er met hem aan de hand is: melancholie en liefdesverdriet.Het bewuste plaatje blijkt echter geen realistisch portret, maar een uitbeelding van een van Veldekes gedichten (hieronder afgedrukt). Prachtig, zegt de dichter, dat de vogels zingen en de bloemen bloeien, maar ik ben niet zo blij - mijn dwaze hart heeft me verraden en draagt nu treurig het leed.
De dichter laat zich hier dus zien als bedroefde minnaar. Maar dat is niet de enige verklaring voor zijn wat gebogen, peinzende houding op het plaatje. Vanwege zijn dichterschap alleen al is het logisch dat hij zwaarmoedig in het leven staat: mensen die hun leven aan de literatuur wijden bezitten, volgens alle middeleeuwse deskundigen, een melancholisch temperament. Ze neigen onherroepelijk tot veel piekeren en depressiviteit. Je kunt hun maar het beste afleiding bezorgen met muziek, liefde, goede gesprekken, wandelen in de natuur. Wanneer echter de melancholie een beetje binnen de perken blijft, kan er uit al dat gepeins iets heel moois ontstaan. Een liefdeslied bijvoorbeeld, een heiligenleven of een ridderroman.
Duits of Nederlands
Hendrik van Veldeke heeft zich met al die verschillende soorten teksten beziggehouden. Hij staat te boek als de schrijver van de roman van Eneas, van het ”Leven van Sint-Servaas” en van een verzameling liefdesliederen.
Over zijn leven is heel wat gespeculeerd, maar een paar dingen lijken wel vast te staan. Hij leefde in de tweede helft van de twaalfde eeuw, werd geboren in de buurt van Hasselt -vermoedelijk met dun blauw bloed-, kreeg een goede opleiding, werkte voor de graven Van Loon, het Servaaskapittel in Maastricht, de graven van Thüringen en zelfs de Duitse keizers.
Geen wonder dat later allerlei nationalistische wetenschappers uit Nederland, België en Duitsland slaags over hem zijn geraakt. Maar in zijn tijd was er natuurlijk geen sprake van de strikte taal- en landsgrenzen van vandaag: hij stamde eenvoudig uit het Maasland, en hij heeft terecht een plekje gekregen in zowel de Duitse als de Nederlands-Vlaamse literatuurgeschiedenis.
Of hij écht, als persoon, een melancholicus geweest is, blijft natuurlijk de vraag. Er is maar weinig over hem bekend, en tegenover de treurige liefdesklachten die hij geschreven heeft, staan minstens zo veel opgewekte, vrolijke teksten. In zijn werk heerst in het algemeen geen mineurstemming. Integendeel, hij toont juist veel waardering voor het aardse leven en de aardse vreugden, veel blijmoedigheid, zachtheid en beminnelijkheid.
Hoofse liefde
Dat laatste zegt veel over de rol die hij, als eerste dichter van de Lage Landen, gespeeld heeft. Met zijn verzen over het schone leven is hij een van de dragers geweest van het nieuwe ideaal dat Europa in de twaalfde eeuw volkomen in zijn greep krijgt. De lompe houwdegens hebben hun tijd gehad. Geen onbeheerste agressie meer, geen ruwe zeden, geen vrouwen die achteloos genomen en vergeten worden, geen vijanden van wie al even achteloos de hoofden worden afgehakt. Daarvoor in de plaats komen de hoofse idealen.
Wie hoofs wil zijn, toont respect voor anderen, is minzaam en beleefd, wast zijn handen na het eten, kleedt zich verfijnd, spreekt beschaafd, speelt schaak, heeft belangstelling voor literatuur en muziek en vooral: zet de vrouw op een voetstuk.
Typerend is het beeld van de wanhopige hoofse minnaar: hij zwelgt in zijn liefde, verricht de dapperste daden voor zijn beminde, maar weet haar tegelijkertijd volslagen onbereikbaar - een onvervuldheid die natuurlijk de liefde meer dan wat ook in stand houdt. Dat hij niet totaal ten onder gaat aan al die heftige gevoelens, is te danken aan zijn liefde tot God, zijn vroomheid en aan het besef dat hij er, ondanks alles, beter van wordt. Liefde is immers een edele emotie, en kan niet anders dan veredelend werken op het karakter.
Zelfbeheersing
Het is een nauwelijks te onderschatten verschuiving in het westerse denken geweest, een verschuiving die tot op vandaag doorwerkt. De idealen vertonen misschien wat slijtplekken, de ’hoffelijkheid’ spreekt niet meer vanzelf, de opvattingen over de liefde zijn cynischer geworden.
Maar toch, nog altijd vinden mensen in onze westerse cultuur het vanzelfsprekend dat we respect moeten hebben voor elkaar. Nog altijd wordt er driftig gebeiteld aan het eigen ik. En nog altijd blijft de liefde het belangrijkste thema van de literatuur - en van het leven. De kracht van de hoofse idealen is nog zichtbaar, zelfs waar de schemering over de cultuur van het Avondland gevallen lijkt.
Alleen de grootste deugd van alle, het hoofse ideaal dat alle andere in zich besluit, is vandaag niet meer zo populair: de zelfbeheersing. Wie écht minzaam en beminnelijk en respectvol wil zijn, moet immers zijn impulsieve emoties beheersen, zijn ergernis controleren, zijn onbeheerste driften in bedwang houden.
In een tijd waarin spontane, ongeremde gevoelsuitingen het hoogste goed lijken te zijn en seksualiteit een drang waartegen niemand zich verzetten kan, kunnen we dus nog veel leren van de hoofse nederigheid, bedachtzaamheid en edelmoedigheid die Hendrik van Veldeke propageerde.
Mede n.a.v. ”In de schaduw van de keizer. Hendrik van Veldeke en zijn tijd (1130-1230)”, door Jozef D. Janssens; uitg. Walburg Pers, Zutphen, 2007; ISBN 978 90 5730 528 3; 208 blz.; € 29,95.
Liefdesverdriet
Ez sint guotiu niuwe maere,
Daz die vogel offenbaere
Singent, dâ man bluomen siht.
Zén zîten in dem jâre
stüende wol, daz man vrô waere,
Leider des enben ich niht:
Mîn tumbez herze mich verriet,
Daz muoz unsanfte unde swaere
Tragen daz leit, daz mir beschiht.
Het is goed nieuws
dat de vogels luidkeels
zingen waar men bloemen ziet.
In deze tijd van het jaar
zou men blij moeten zijn,
maar helaas, dat ben ik niet:
mijn dwaze hart heeft mij verraden
en moet nu, treurig en somber,
het leed verdragen dat mij ten deel valt.
(Hendrik van Veldeke, vertaling Frank Willaert)
Tentoonstellingen
Aan Hendrik van Veldeke is de komende maanden een cultureel project in Hasselt (België) en Maastricht gewijd. Er zijn kleine tentoonstellingen van boeken en platen in de Provinciale Bibliotheek Limburg (Hasselt) en het Centre Céramique (Maastricht). Er is een interactieve expositie voor kinderen en jongeren in het Literair Museum van Hasselt, waarbij het jeugdige publiek de middeleeuwen kan ervaren. Er zijn lezingen, poëzievoordrachten, literaire excursies. Maar de kern van het geheel wordt gevormd door de Veldeketentoonstelling in het Stadsmuseum van Hasselt en het prachtige nieuwe boek van Jozef Janssens, ”In de schaduw van de keizer. Hendrik van Veldeke en zijn tijd (1130 1230)”.
Het Stadsmuseum heeft een mooie, overzichtelijke en uitnodigende expositie laten samenstellen. De (on)bekendheid van Veldeke vandaag komt aan de orde, de geschiedenis van de standbeelden in Hasselt en Maastricht wordt uit de doeken gedaan. De meeste aandacht gaat echter, terecht, naar de middeleeuwse wereld van Veldeke. De beroemde hofdag van keizer Frederik Barbarossa komt langs, de bronsgieterij en smeedkunst van het Maasland, de handschriften uit de plaatselijke kloosters. En dan is er natuurlijk het werk van Veldeke zelf: twee indrukwekkende handschriften van de Eneasroman, de zilveren sleutel van Sint Servaas, de minneliederen.
Wie uitvoeriger van de verhalen wil genieten en dieper inzicht wil krijgen in het culturele leven van de twaalfde eeuw kan niet beter doen dan het rijk geïllustreerde en prachtig geschreven boek van Jozef Janssens kopen. En wie de sfeer van Veldeke écht wil proeven, moet naar de Sint Servaasbasiliek in Maastricht gaan, waar achter het enorme kerkcomplex een verstild hofje is – met in het midden het beeld van Veldeke, zittend op een steen, peinzend over de liefde.
Meer informatie:www.vivaveldeke.eu.
Boekendiefstal
Boekendiefstal Als Hendrik van Veldeke druk bezig is zijn grote roman over Eneas af te ronden, overkomt hem een ramp. Hij heeft het boek, nog onaf, uitgeleend aan de gravin van Kleef zodat ze er vast eens in kan lezen. Maar op de bruiloft van de bewuste gravin met Lodewijk van Thüringen in 1174 wordt het werk door een van de gasten gestolen. Uit liefde tot de literatuur? Of puur om de opdrachtgever dwars te zitten?Hoe dan ook, de boosdoener, graaf Hendrik van Schwartzburg, vertrekt ermee naar zijn vaderland, en Veldeke heeft het nakijken. Negen jaar lang blijft het boek onbereikbaar. Totdat de boekendief op een uiterst dramatische manier om het leven komt. Bij politieke onderhandelingen in de proosdij van Erfurt, in 1184, begeeft de vloer van de vergaderkamer het. Onder groot gehuil verdwijnen de aanwezigen in de beerput onder het huis. Een aantal van hen komt daarbij om het leven, onder wie graaf Hendrik van Schwartzburg.
Het kostbare Eneashandschrift komt uiteindelijk terecht bij de landgraaf van Thüringen, wiens zoon Herman juist rond die tijd Hendrik van Veldeke ontmoet. Hij vraagt de dichter om zijn verloren gewaande geesteskind te voltooien, ”meester Hendrik” neemt de opdracht aan, en in 1186 is het werk klaar.
Dat verklaart dan waarom de roman van Eneas slechts in Duitse handschriften overgeleverd is. Een paar van die pronkstukken –het Weense en het Berlijnse handschrift– zijn de komende tijd op de tentoonstelling in het Hasseltse Stadsmuseum te bezichtigen.
Sint Servaas
Sint Servaas De plaatselijke heilige van Maastricht is Sint Servaas, volgens overlevering bisschop van Tongeren in de vierde eeuw. Over hem doen in de middeleeuwen tal van legenden de ronde, en Hendrik van Veldeke is de eerste die ze in de volkstaal optekent. Zijn ”Leven van Sint Servaas” beschrijft uitvoerig alle wonderbaarlijke gebeurtenissen die tijdens het leven en zelfs nog na de dood van de heilige zouden hebben plaatsgehad.
Servaas weet de oorlogskansen om te buigen, is de oorzaak van een nieuw pinksterwonder –mensen met allerlei landstalen kunnen hem verstaan–, voorspelt de toekomst, laat bronnen ontspringen en bloemen bloeien, geneest melaatsen, zieken, stommen, blinden en lammen. Zelfs na zijn dood wil er nooit sneeuw op zijn graf blijven liggen, het graf waar overheen later de machtige Sint Servaasbasiliek van Maastricht is gebouwd.
Een van de opmerkelijkste verhalen is dat van de sleutel van Sint Servaas. Als Attila de Hun met zijn horden het bisdom Tongeren bedreigt, gaat Servaas op bedevaart naar Rome. Uit handen van Petrus zelf krijgt hij een sleutel die hem –net als Petrus– de macht geeft om te straffen en genade te verleden. Met die sleutel, en met zijn krachtige woorden, weet hij de Tongenaren van hun dwalingen terug te brengen en de stad te behouden.
De grote zilveren sleutel die in de schatkamer van de Sint Servaasbasiliek bewaard wordt (en de komende maanden op de tentoonstelling in het Stadsmuseum van Hasselt te zien is) stamt echter uit de negende eeuw. Wat niet wegneemt dat het voorwerp een van de kostbaarste museumschatten van Nederland blijft.