Opgegroeid zonder tomaten en tandenborstel
Titel:
”Eeuwelingen. Levensverhalen van honderdjarigen in Nederland”
Auteur: Steffie van den Oord
Uitgeverij: Contact, Amsterdam, 2002
ISBN : 90 254 1579 2
Pagina’s: 303
Prijs: € 22,50. In het boek ”Eeuwelingen. Levensverhalen van honderdjarigen” wordt in 22 persoonlijke geschiedenissen de twintigste eeuw geportretteerd. De geïnterviewden zijn 100 jaar. En ouder. Twaalf mannen en tien vrouwen. De jongste onder hen zag op 20 juli 1901 het levenslicht, ’s lands oudste op 29 juni 1890. Samen geven zij een rijk geschakeerd beeld van het leven in de vorige eeuw. Ze overleefden de Spaanse griep, de crisisjaren en twee wereldoorlogen - vooral de eerste drukte een stempel op hun jonge leven. Steffie van den Oord, verslaggever bij de VPRO-radio, noteerde met veel geduld verhalen.
Het enthousiasme voor honderdjarigen is bij Van den Oord gekomen nadat zij rond de millenniumwisseling voor de VPRO-radio enkele van hen interviewde over hun eeuw. Na haar eerste bezoek was zij ’verkocht’. Veel grote historische gebeurtenissen van de twintigste eeuw staan niet in dit boek; de eeuwelingen vertellen bovenal over hun persoonlijke belevenissen - en wat zij zich daar nog van willen en kunnen herinneren. Ze praten over de allereerste tomaten, die met argwaan werden gegeten, over het tandenpoetsen, dat nog haast niemand deed, of over de confectiekleding - lang zo mooi niet als een handgemaakt pak.
De dames en heren komen om de beurt aan het woord. In elk hoofdstuk introduceert de schrijver de geïnterviewde. In korte trekken schetst zij op treffende wijze enkele karakteristieke kenmerken van de persoon en zijn of haar omgeving. Heel knap! Deze inleidingen nodigen bovendien uit om de hoofdstukken te gaan lezen. Hoewel de vragen die de interviewer stelt niet apart worden verwoord, kun je die er wel uithalen. Zo’n vraag is bijvoorbeeld: Hoe komt het volgens u dat u de 100 jaar heeft gehaald? De eeuwelingen begrijpen zelf ook niet hoe het komt dat ze zo oud zijn geworden, al doen ze wel suggesties: „degelijk leven”, „de rozenkrans bidden.” Of zoals een oud-predikant, in 1899 geboren, belijdt: „Ik heb het leven altijd gezien als een geschenk.”
Levende couveuse
De verhalen zijn zonder meer boeiend om te lezen. Ik noem slechts één voorbeeld. Het oudste leven in dit boek begint in 1890, in Smilde. In een groot huis langs de Drentse Hoofdvaart wordt -„veel te vroeg!”- Hendrikje Schipper geboren. Ze ziet blauw en weegt maar 3 pond. Hendrikje lijkt voorbestemd om niet langer te leven dan een paar maanden. Prachtig is het om te lezen hoe haar grootmoeder het kind in haar warme wollen schort wikkelt en haar zo vier weken lang op schoot houdt. „Een levende couveuse was ze!”
De verhalen zijn op de band opgenomen en daarna zo getrouw mogelijk opgeschreven. Het opnemen op de band leverde soms ook grappige momenten op, zoals bij Cees Mimpen, die aan het eind van het gesprek opstaat, met zijn wandelstok vlot richting de zaal vertrekt en dan nog even stilstaat: „Hédde alles nou in dat apparaatje zitten?” De verhalen zijn dan ook levensecht. De verschillen maken het geheel ook mooi: de Friese fietsenmaker, de Utrechtse acrobate, een Gelderse jonkheer, de Groningse fotografe, de Limburgse brikkebakker, de Zuid-Hollandse miljonaire, de Drentse pullevaarder en de Zeeuwse boerin.
Door de verhalen heen komt, hoe verschillend ook, duidelijk het grote aantal veranderingen in de vorige eeuw naar voren. Voor sommige stokouden van dagen is de hele naoorlogse periode moeilijk te bevatten: „De Beatles en de oorlog hebben alles veranderd”, vindt de Rotterdamse mevrouw Gogarn (1899). Al mopperde ze in haar jeugd op de lange rokken en de bekrompenheid, ze heeft toch moeite met „al dat seksgedoe van nu”. In die samenleving die in de twintigste eeuw een sociaal-economische gedaanteverwisseling ondergaat, zien de geïnterviewden bovenal de mentaliteit veranderen. Opgegroeid met de normen van weleer, staan ze in het heden. Niet altijd gemakkelijk, want in hun jonge jaren heersen heel andere opvattingen over onderwijs, (kinder)arbeid, hygiëne, standsverschil, deugdzaamheid, geloof, hoop en liefde, zo blijkt op bijna elke bladzijde van dit boek.
Dat de verhalen levensecht zijn opgeschreven, heeft een enkele keer jammer genoeg ook zijn schaduwzijde, wanneer er wordt gevloekt.
De schrijver had maar één criterium waarop zij de mensen selecteerde: 100 jaar en ouder. Des te meer valt het op dat slechts een enkeling uit een christelijk gezin komt. Wat ook opvalt, is dat alle geïnterviewden weliswaar nadenken over de dood, maar dat haast niemand spreekt over het afleggen van verantwoording na de dood, over wat hij of zij gedaan heeft, hetzij goed hetzij kwaad. Dat is aangrijpend.
Spiegel
Een aantal van de geïnterviewden is kort na het gesprek overleden. De auteur vermeldt de datum van overlijden aan het einde van het hoofdstuk. Dat ene aparte zinnetje, „Op 23-3-2002 is Gree Hoogenboom-Molenberg overleden”, steekt schril af bij het lange levensverhaal van de hoogbejaarde. Elders in het boek vertelt Henk-Jan Frederiks (1901): „maar een keer houdt het op. Daar is zo’n oud kerkliedje over dat ik soms zing als ik in de tuin werk: gelijk het gras is ons kortstondig leven,… enz.”
”Eeuwelingen” is een prettig leesbaar boek, een bundel boeiende levensverhalen, die een eeuw laten zien op een wijze die in de meeste geschiedenisboeken niet voorkomt. Dat maakt het boek uniek. Het werkt ook als een spiegel voor onze samenleving, waarin mensen veelal langs elkaar heen leven en ondanks de rijkdom dikwijls zo ontevreden zijn.
Na het lezen laat het boek ook wel een onbestemd gevoel na. De verhalen staan wel heel erg op zichzelf. Zoals gezegd, is het leuk en interessant om te lezen, maar daarna kun je er weinig mee. Het boek lijkt daarmee wel een beetje op het leven van een honderdjarige, zoals Wilhelmina van Rijnsoever-Dropsie (1901) het kernachtig verwoordt: „Het klinkt misschien gek, maar ik kan me niet indenken dat een leven zo kórt is eigenlijk, al is het mijne dan honderd jaar.”