Tijdgeloof
Veel belijders in de kerk onttrekken zich aan een prediking waarin de mens aan zichzelf wordt ontdekt. Zij vrezen voor een kneep in hun geweten, of een klop op het hart. Ze hebben liever een wat gemakkelijker weg naar de hemel; een weg zonder zelfverloochening en geestelijke strijd, zonder kruisdragen achter Jezus. Komen ze bij geval eens onder het gehoor van zulk een prediking, dan stuiven ze op en zeggen met de Joden: „Deze rede is hard; wie kan dezelve horen?” Dat horen Zijn ware dienstknechten dagelijks, als zij dit zaad onder de mensen zaaien.Ook zullen er hier veel wezen die zo kwaad nog niet zijn. Daar valt het gezaaide zaad op steenachtige plaatsen. Ze nemen het woord aan als Gods Woord, zij stemmen het toe en ontvangen het met vreugde in hun hart. Het verstand wordt enigermate verlicht en zij smaken en proeven het goede Woord. Maar zo zij die smaak enigermate verliezen, verlekkeren zij zich op de vleespotten van Egypte. Vooral als zij omwille van het Woord enige smaad ondervinden. Zij zijn wel verliefd op de belofte van Gods verbond, maar ze willen niet voldoen aan de eisen van het verbond. O, dat afkappen van de handen en voeten; dat doden van de leden die op aarde zijn, dat kruisigen van het vlees en de begeerlijkheden! En zo is hun geloof maar voor een tijd, omdat het geen wortel heeft.
J. Barueth, predikant te Dordrecht (De predikende en wonder- doende Christus, 1752)