Klik, ruk, flats: vouwfiets
Op een beetje station zijn ze niet over het hoofd te zien. Logisch, daar komen forensenlijntjes bij elkaar. In het drukke verkeersgewoel van alledag vallen ze door hun relatief geringe aantal al veel minder op. Vouwfietsen zijn in alle gevallen een bezienswaardigheid, lijkt het. Klik, ruk, flats. „Hé, moet je dat zien. Handig!”
Kees Bakker, woordvoerder bij de Fietsersbond, is zelf een enthousiaste vouwfietser. „Al jaren. Ik heb een Brompton. Dat is de Rolls-Royce onder de vouwfietsen. Hij kost wat, maar dan heb je ook wat.”De vouwmogelijkheden -hoe compacter hoe beter- zijn voor hem belangrijk. „In het begin lijkt dat een ingewikkeld proces, maar in de praktijk valt het mee. In de trein kan ik ’m dan meenemen naar m’n zitplaats. Het pakketje past onder de bank. Dat kun je van veel andere merken niet zeggen.”
Hoe handig is zo’n vouwfiets nou? Luttele seconden, meer tijd kost het uitklappen en opvouwen niet, beloven de meeste fabrikanten. Een vouwfiets als dé oplossing, handigheid en gemak troef. Aldus de reclames en de ervaringen van iemand als Kees Bakker.
Om de proef dan maar eens op de som te nemen, moet er dus zo’n fiets komen. Strida bracht vorige maand een nieuw model op de markt, de 5.0. De typeaanduiding doet al aan een computerbesturingssysteem denken, de 5.0 is daarnaast opvallend hip, 10 kilo licht (of zwaar) en hangt met een prijs van bijna 500 euro tegen het middensegment aan.
Proefrit
Een proefrit is geen probleem. Een kartonnen gevaarte staat binnen de kortste keren in de gang. De doos bevat gelukkig veel lucht. De Strida in opgevouwen toestand blijkt een handzaam pakket te zijn, hoewel er merken en modellen zijn die nog een stuk compacter vouwen.
Van „luttele seconden” komt in eerste instantie weinig terecht. Voor- en achterwiel worden door een magneet bij elkaar gehouden. Maar diezelfde wielen zullen toch moeten worden gescheiden, wil de Strida doen waarvoor-ie is gemaakt. Een tik met de linkerhand tegen het stuur, zegt de instructie op de website. Er gebeurt niets. Een rukje aan het stuur mag ook. Pas na een heel ingenieuze draai -kwestie van oefenen- nemen de wielen afscheid van elkaar.
Daarna is het inderdaad klik, ruk, flats, en staat er een grijsglimmend aluminium fietsje te pronken. Wat opvalt, is dat de ketting geen ketting is, maar een aandrijfriem van kevlar. Geen vette vingers dus. Dat is een prettig vooruitzicht; kettingvet -zeker in gebruikte toestand op een nette broek- is een ramp. De Strida lijkt verder compleet: een reflector onder het zadel, reflecterende banden en kekke lampjes op batterijen voor en achter. Geheel volgens de regels van minister en hoofdcommissarissen.
Lenigheid
Opstijgen maar. Fietsen blijkt niet altijd fietsen. De Strida stuurt zo fel dat de eerste bocht bijna de laatste wordt. Enige lenigheid redt de berijder. Kwestie van aanvoelen en ontspannen kennelijk. De rit naar het station is een operatie met concentratie. De laptoptas op de bagagedrager moet met één hand achter de rug worden vastgehouden. Secuur sturen blijft een must.
Op het perron nieuwsgierige blikken. Wachten is altijd aangenamer met het zicht op iets aparts. „Hé, moet je dat zien. Handig!” Het inmiddels aangeleerde rukje aan het stuur gaat ook met toeschouwers in de buurt goed. De Strida valt vervolgens gemakkelijk over het perron te rollen, maar bij het instappen moet-ie echt van de grond. Dan is 10 kilo fiets in de ene hand en een gevulde computertas in de andere een zware klus. Gelukkig maar voor even.
Het bagagerek in een intercity kan wel een Strida aan, al neemt de fiets flink wat ruimte in en moet er niet te veel modderwater vanaf druipen. In modern spoormaterieel ontbreken uit de kluiten gewassen bagagerekken nogal eens. Stallen op het balkon is dan ook een optie, maar zonder kettingslot is dat niet zo’n prettige gedachte.
Gratis lopen
Jammer ook dat fietsen op de perrons niet is toegestaan, al doen enkele collega-vouwfietsers dat zonder gêne. Toch maar proberen dus. Een bijna-aanrijding met een agent is het gevolg. „U mag kiezen: óf u fietst betaald verder, óf u loopt gratis verder.” Sportief!
Buiten de poorten van het station lokt uiteindelijk de vrijheid. Geen gewacht op bus, tram of metro. Gewoon opstappen, trappen -een paar versnellingen blijven een groot goed, de Strida heeft ze helaas niet- en iedereen uitlachen.
Kleine speler in groot fietsland
Hoeveel vouwfietsen er precies rondrijden in Nederland, valt moeilijk te zeggen. Fietsenkenner Stef Stock van de brancheorganisatie RAI Vereniging meldt dat het model in de gewone statistieken niet apart wordt genoemd. „Het gaat om te kleine aantallen op een totaal van 1,4 miljoen verkochte fietsen per jaar.”
Niet dat de vouwmodellen een soort curiositeit zijn, integendeel. Stock maakt de vergelijking met racefietsen. „Iedereen kent de racefiets, iedereen ziet ze rijden. En toch praat je hier maar over 2 tot 3 procent van de fietsenmarkt. In aantallen gering dus, maar zeer bekend.” Dat is niet verwonderlijk, vindt Stock. Voor vouwfietsen geldt hetzelfde. „Qua productontwikkeling, kwaliteit, gebruiksgemak en plezierig fietsen heeft de vouwfiets een hele ontwikkeling doorgemaakt.”
De aanzet werd rond 1960 gegeven door een Britse ontwerper, Alexander Moulton. De fiets die hem voor ogen stond, was een modern, geveerd exemplaar met kleine wielen die opgevouwen in de kofferbak van een auto paste. Sinds dat moment heeft de tijd niet stilgestaan, wat heeft geresulteerd in een vloed aan merken en modellen: Brompton, Dahon, Mobiky, R&M Birdy, Gazelle, Batavus, Neobike, Di Blasi, Buzbike, Moulton, Giant Halfway, Oyama, Ritchey, Trek, Strida, Airnimal, Renault, Bridgestone, A-bike, Flyer en Ori. Onder meer de Fietsersbond voelt nieuwe modellen regelmatig aan de tand, waarna de resultaten worden gepubliceerd in het blad de Vogelvrije Fietser (www.vogelvrijefietser.nl).
Aandachts- of pijnpunten liggen vaak op het vlak van gewicht, het ontbreken van -voldoende- versnellingen, de geschiktheid van de vouwfiets vanaf een bepaalde lichaamslengte, inklapgemak en grootte van de fiets in gevouwen toestand. Dat een vouwfiets geen stiefkindje is in de fietsenfamilie, bewijst de uitverkiezing van de Dahon Ciao P3 tot Fiets van het Jaar 2006. Voor het eerst in de geschiedenis, dat wel.
De eerlijkheid gebiedt Stock te zeggen dat een vouwfiets moet worden beoordeeld op zijn functie. „Zo’n fiets is niet geschikt om 100 kilometer mee te fietsen. Voor kortere afstanden is het een zeer prettig vervoermiddel.” Enig speurwerk op internet leert dat langeafstandsfietsers die de uitdaging van een monstertocht per vouwfiets aangaan Stocks redenatie niet altijd onderschrijven. Ene Servan Schreiber uit Schiedam fietste deze zomer op een Beixo vanuit zijn woonplaats in zeventien dagen naar Nice. „Wat ik daar allemaal mee heb gedaan, dat wil je niet weten. Hellingen, tegenwind, onweer en keiharde zon.” Uitzonderingen zijn er altijd…
Geitenwollensokkenlucht is verdwenen
Een fenomeen in de Randstad, daarbuiten nog veel minder, weet Eddy Tromm van Tromm Tweewielers in Amsterdam. „Vroeger wilde je op een vouwfiets niet worden gezien vanwege de geitenwollensokkenlucht die eromheen hing.”
Tromm is een begrip in vouwfietsenland, met volgens kenners het breedste assortiment van Nederland: twaalf merken, 45 modellen. Op jaarbasis slijt Tromm zo’n 800 vouwfietsen. „Buiten de Randstad zijn deze fietsen nog bijzonder, in de grote steden allang niet meer.”
Zijn collega Arie Joosse van Piet Voskamp Rijwielhandel in Middelburg kan dat beamen. „Wij voeren vijf merken: Dahon, Strida, Gazelle, Batavus en Giant/Renault. Die verkopen we vooral aan studenten en hoger opgeleiden. Verder hebben we klanten in steden als Brussel en Antwerpen.” Tromm kan niet zeggen dat bezitters van vouwfietsen „speciaal publiek” zijn. „Niet meer, het gaat om mensen als u en ik.”
Problemen met het openbaar vervoer vergroten de populariteit van de vouwfiets, stelt de Amsterdamse fietsspecialist. „Bij de trein gaat het nog wel -een vouwfiets mag gratis mee-, maar het voor- en natransport is beroerd. Bussen die niet of niet op tijd rijden, gewoon niet leuk meer.” En dan biedt de vouwfiets uitkomst.
Dat geldt ook voor steden waar het gemotoriseerd verkeer met name in de spits zo ongeveer tot stilstand komt. In Amsterdam is de gemiddelde snelheid op die momenten 10 kilometer per uur, zo berekenden onderzoekers recent. Tromm: „Buiten de stad kun je de auto nog gratis parkeren. Met een vouwfiets kom je dan een heel eind.”
De indruk dat deze fiets met een gestage opmars bezig is, herkent ook Joosse. „Het zijn golfbewegingen. De vorige eigenaar van deze winkel had het er pas nog over dat vouwfietsen ook twintig jaar geleden niet aan te slepen waren.”
Design, betere kwaliteit en meer gebruiksgemak trekken de hedendaagse consument over de streep. Joosse: „Ik heb hier een e-mail van een arts in Antwerpen. Die wil per se een gekleurde Strida. Ik denk voor op z’n boot, vanwege de uitstraling van de fiets.”
„Leuke modelletjes” verkoopt Tromm veel. De prijzen lopen uiteen van 300 tot 3000 euro. „En dan heb je voor de laagste prijs een redelijk goed model in handen.”
Gegadigden komen doorgaans met een standaardvraag de winkel binnen: een lichte vouwfiets, die vreselijk goed fietst en weinig kost. „Nadat wij met ze hebben gepraat, gaan die mensen meestal met een duurder model de deur uit.” Maar dan kochten ze bepaald geen kat in de zak, vindt Tromm. „Brompton verkopen we al achttien jaar. En die eerste modellen rijden nog steeds. Een goede vouwfiets gaat een leven lang mee.” Ook met een tweedehandsje kan een vouwfietser op „de hoofdprijs” rekenen. „Deze fietsen zijn zeer waardevast.”