Kerk & religie

Levenslang een gratis abonnement

Dat ik nog weer eens de levensgeschiedenis van de bekende dominee-dichter Johannes Petrus Hasebroek las, had een aanleiding. Ter gelegenheid van het 400-jarig bestaan van de hervormde gemeente van Uitwijk/Waardhuizen verscheen een gedenkboek (uitg. De Groot Goudriaan, Kampen). Daarin staat een fraai verhaal over de intrede van kandidaat jhr. W. F. Trip van Zoutlandt in 1855.

Dr. ir. J. van der Graaf
15 November 2007 14:38Gewijzigd op 14 November 2020 05:17
BEETS ...citerklanken... Foto RD
BEETS ...citerklanken... Foto RD

Bevestiger was ds. Hasebroek (1812-1896). Die verscheen in toga en was gedrapeerd met een baard. Dat tot groot ongenoegen van de antitoganisten en de baardverfoeiers. Onder toga en baard kon een rechtzinnig mens niet worden gesticht.Nochtans maakte de preek diepe indruk op ene A. Elshout Rzn., naar deze vermeldt in zijn boek ”Gods leidingen met iemand”. Toen hem door een antitoganistendominee gevraagd werd hoe het hem „onder de Toga” was bevallen en hij had geantwoord „die staan best Dominee”, kreeg hij ten antwoord dat het wel te begrijpen was dat hij ook al bedorven was, gezien de dominee die erin had gepreekt.

Lief huisjen
Hasebroek werd in 1836 predikant in Heiloo, waar hij samen met zijn zuster Betsy, schrijfster van romans, „een lief huisjen, achter het groen van drie lindeboomen wegschuilende”, betrok. Daar kwam regelmatig de Kring van Heiloo bijeen, een gezelschap van schrijvers en dichters, onder wie Nicolaas Beets en Jacob van Lennep. De kring ging ter ziele toen Hasebroek in 1843 naar Breda vertrok.

Hasebroek en Beets bleven levenslang vrienden. Ter gelegenheid „onzer zesenvijftigjarige vriendschap” schreef Beets tegen het einde van de negentiende eeuw een felicitatiedicht voor Hasebroek, waarin hij al de verwachting uitsprak dat hun verknochtheid zich niet zou kunnen voortzetten tot in de twintigste eeuw. Het viel niet te verwachten, maar ook niet te „vreezen.”

Maar onze citerklanken

Gaan nog van ziel tot ziel,

Met loven en met danken,

Omdat het God geviel.

Wat zes en vijftig jaren

Verbonden was geweest

Nog weer een jaar te sparen

Voor ’t vieren van ons feest.

Hasebroek was ook krantenlezer. In 1840 schreef hij in zijn verhalenbundel ”Waarheid en droomen”, die hij uitgaf onder het pseudoniem Jonathan, een lyrische lofzang op de Opregte Haarlemsche Courant. Hij mijmert in dit verhaal als „een oude vrijgezel.”

De beginzin van het verhaal luidt: „Hebt gij den brievenpost reeds gehoord?”; een vraag die hij driemaal per week -op dinsdag, donderdag en zaterdag- stelde aan zijn dienstbode. Waarom Jonathan zo verlangend naar de post uitzag? „Ik zie wel, ge zult het niet raden. Welnu! Die vraag ontstaat uit ongeduldig verlangen naar de Haarlemsche Courant.”

En Jonathan beseft dat dit antwoord verbazing oproept. Immers, eenieder die hij kent slaat de krant al na enkele minuten dicht met de opmerking: „Heden niets nieuws.”

Geheel anders ging het hem zelf toe: „Als mijn getrouwe huiszorg mij verzekerd heeft, dat het blad van Enschedé met den post is aangekomen, treed ik met genoeglijk gezicht in de ontbijtkamer. De courant, zooals zij, nog nat van de pers, en door geene ongewijde aanraking gekreukt, naast mijn bord op tafel ligt, lacht mij reeds bij het binnenkomen toe.”

Hij stelt het genieten van de inhoud nog wel even uit. „Ik sla er echter geen hand aan, voordat ik eerst de thee gezet heb; zelfs ligt in dat uitstel voor mij een soort van weelde, zoodat ik mij wel wacht, mij dit werk te overhaasten. Na mijn eerste kopje met langzame teugen te hebben opgeslorpt, vat ik met eerbiedige vingers de belangrijke bladen aan…”

Mijmeringen
En dan mijmert Jonathan verder over de berichten, de geboorteaankondigingen, huwelijksberichten en rouwadvertenties. De rouwadvertenties doen hem veel: „Wij zijn tot de dooden genaderd. Daar gekomen overvalt mij altijd een lichte huivering; het is alsof ik een kerkhof binnentreed; hetwelk ik nooit doen kan zonder onwillekeurig den hoed af te nemen.”

Hij legt zelfs een verzameling van zulke „doodsberichten” aan, die hij wel zou willen uitgeven „indien niet de smart die haar in de pen gaf mij te heilig was, om hare klachten tot letterkundige bijdragen te vernederen.”

Zelfs de naam van het blad -„een oude deftige naam”- brengt hem in vervoering. Hij spreekt van een „klassiek gedenkstuk.” Deze laudatie, in negentiende-eeuwse hoofse taal en stijl geschreven, leverde Hasebroek een levenslang gratis abonnement op.

Ach, konden wij nog zo „den lofzang” zingen over „den Courant”, die heden ten dage tussen klokke vijf en zes wordt bezorgd. Een gratis abonnement is nooit weg. „Hebt gij den brievenpost reeds gehoord?” Even het kopje koffie opdrinken, voordat ge „met eerbiedige vingers de belangrijke bladen” aanraakt?

Brommer
Rest nog het verhaal van mr. Jacob van Lennep, behalve advocaat en (kortstondig) lid van de Tweede Kamer producent van dicht- en prozawerk. Hij schreef Hasebroek eens een briefje waarin hij een bezoek aankondigde. Hij moest eerst nog naar de rechtbank, maar „na afloop der debatten zal ik zien een brommer te huren om bij U te komen.”

Van Lennep in 1838 op een brommer! Jawel, maar dat was in die tijd een huurrijtuig met ingehuurde koetsier dat door slechts één paard werd getrokken. Genoemd naar de Utrechtse stalhouder Brom.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer