Opinie

Godslastering

Vallende blaadjes of niet, op de werkvloer is het herfstachtig. De vraag naar geschillenbeslechting is onverkort actueel. Behalve de traditionele rechtsgang is er sinds enkele jaren natuurlijk het fenomeen mediation als alternatief. Bedoeld als vrijwillige poging van partijen om er samen uit te komen, is er echter een eigenaardige ontwikkeling te zien bij mediation in de arbeidsrelatie.

14 November 2007 09:30Gewijzigd op 14 November 2020 05:16

In ArbeidsRecht 10 wordt deze belicht. Mr. A. J. M. Sponselee laat zien dat kantonrechters in toenemende mate de partij afstraffen die geweigerd heeft eerst mediation te beproeven. Een werkgever kan om die reden weer teruggestuurd worden, werknemers zien zich verwijtbaar ontslagen met een lage vergoeding. Beiden dienen zich derhalve terdege bewust te zijn van de consequenties van afwijzing van een mediationaanbod. Acceptatie of afwijzing, het wel of niet nemen van het initiatief en de mate van bereidheid tot medewerking zijn factoren die het rechterlijk oordeel kunnen beïnvloeden.Dit leidt tot het effect dat mediation een strategisch aspect is geworden in een arbeidsconflict. Wie als eerste aanbiedt tot mediation over te gaan, zit goed. Hij kan immers aantonen bereid te zijn geweest en de andere partij zal zich in bochten moeten wringen om te rechtvaardigen niet op het aanbod te zijn ingegaan. En als vervolgens om uitsluitend tactische redenen toch op het aanbod wordt ingegaan, is het de kunst de mediation subtiel te laten klappen. Hoe het werkelijk is gegaan, blijft doorgaans toch duister in verband met de geheimhoudingsverplichting.

Terecht stelt de auteur dan ook de vraag hoe vrijwillig mediation nog is. Het gevaar bestaat dat mediation alleen nog om tactische redenen wordt gebruikt en daarmee schiet zij haar doel voorbij. De auteur stelt voor voorafgaand aan de mediation eerst een ”intentiegesprek” te voeren en als blijkt dat de intentie onzuiver is, mediation te weigeren.

Meerdere vakbladen besteden ook aandacht aan het verscheiden van de op 13 oktober overleden Amsterdamse advocaat Pieter Herman Bakker Schut. Onder meer mr. Van Bennekom in NJB 39 en prof. Prakken in Advocatenblad 15. Het Advocatenblad typeert hem als „icoon voor de verdediging in politieke strafzaken.” Het NJB laat zien hoe Bakker Schut -als ambtenarenzoon een typisch lid van zijn klasse (rechten in Leiden, corpsstudent, erewacht bij het huwelijk van koningin Beatrix, advocaat)- zich ontwikkelde tot een compromisloze, linkse advocaat. Zijn optreden in Duitsland in de RAF-strafzaken in de jaren ’70 en ’80 vormde hem definitief tot wat hij werd. Hij moest aanvoeren wat Duitse advocaten in die processen niet mochten zeggen, op straffe van royering. Hij trad op met scherpzinnigheid en moed bij het analyseren van de kapitalistische rechtsstaat. De oudere lezer herinnert zich wellicht nog het grimmige proces in Utrecht tegen RAF-kopstuk Knut Folkerts, moordenaar van brigadier Kranenburg. Bakker Schut vroeg om ontslag van rechtsvervolging, aangezien de zaak onder het oorlogsrecht zou vallen. De RAF bevond zich immers in oorlogstoestand met de Bondsrepubliek. Het leverde hem de bijnaam ”terrorist in toga” op.(is2m(

De laatste jaren nam Bakker Schut geen politieke zaken meer aan; zo weigerde hij Volkert van der G. te verdedigen na de moord op Fortuin. Een groot compliment komt echter uit onverwachte hoek: in zijn boek schrijft oud-BVD’er Frits Hoekstra dat vele BVD’ers er destijds moeite mee hadden in te zien dat deze linkse advocaten gewoon hun werk deden en daarin jonge mensen met hun idealen wilden beschermen tegen de macht van de staat. Zo hebben zij echter een bijdrage geleverd aan het klimaat van tolerantie en het vermijden van escalatie van geweld.(is0(

In NJB 38 ten slotte aandacht voor de brief van minister Hirsch Ballin over het WODC-rapport over godslastering. De minister geeft daarin aan dat art. 147 uit het Wetboek van Strafrecht, het verbod op smalende godslastering, gehandhaafd blijft. Onder de vorige minister werd een D66-motie tot afschaffing verworpen, maar werd wel een onderzoek aangekondigd. De resultaten daarvan liggen er nu. De minister acht het op grond daarvan onnodig het strafrechtelijk instrumentarium uit te breiden. De bestaande bepalingen zouden genoeg mogelijkheden bieden voor het aanpakken van haatuitingen. Maar er is ook geen reden om het instrumentarium te beperken. Het klopt volgens de minister dat de Hoge Raad het verbod op godslastering in het bekende ”Reve-arrest” tot een dode letter heeft gemaakt en dat het sindsdien niet meer succesvol is gebruikt, maar „strafbaarstellingen ontlenen hun bestaansrecht niet aan het aantal malen dat zij worden gebruikt.” De bepaling heeft immers een „belangrijke normstellende functie.”

Uiteraard is het besluit tot handhaving van de bepaling goed. Het is echter een gemiste kans dat niet expliciet wordt opgeroepen de bepaling weer tot leven te wekken in het strafrecht. De normstellende functie van een dode letter (vergelijk het vloekverbod) is natuurlijk praktisch twijfelachtig. Wellicht ijdele hoop, maar het wachten is nu op de rechter die in de lijn van dit regeringsstandpunt de bepaling nieuw leven inblaast. Aangiftes tegen bijvoorbeeld Madonna en Paul de Leeuw worden dan wellicht niet langer beschouwd als slechts een statement.

Mr. A. Klaassen, advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten

Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer