„Geloof is goed voor gezondheid”
ALPHEN A/D RIJN - Geloof en gezondheid: bestaat daar een relatie tussen? Ja, denkt dr. Joke van Saane, docent godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. „Geloof is goed voor de gezondheid op alle terreinen.”
Dat wil zeggen: mits voldaan wordt aan enkele voorwaarden. Van Saane: „Een voorwaarde is bijvoorbeeld dat er in dat geloof ruimte blijft voor persoonlijke behoeften en verlangens, voor twijfel ook.”Samen met de Amsterdamse godsdienstsocioloog prof. dr. H. C. Stoffels deed de godsdienstpsychologe onderzoek in de achterban van de Evangelische Omroep naar de invloed van geloof op gezondheid. Het komende halfjaar houdt zij, op uitnodiging van VU podium, op verschillende plaatsen in Nederland lezingen over deze thematiek. In Alphen aan den Rijn had gisteravond de aftrap plaats; morgenavond spreekt Van Saane in Emmeloord.
Het verband tussen geloof en gezondheid staat volop in de belangstelling, constateerde de onderzoekster gisteravond in Alphen aan den Rijn. Daarbij spelen vragen als: „Wat heb je nu eigenlijk aan je geloof als je ziek bent? Word je er gezonder van, of maakt het je juist zieker? Voel je je als gelovige gelukkiger dan als niet-gelovige?”
In haar lezing maakte Van Saane onderscheid tussen lichamelijke, psychosociale en geestelijke gezondheid. Vooral naar het verband tussen religie en lichamelijke gezondheid wordt veel onderzoek gedaan, zo zei ze, met name in Amerika, en „meestal met de bedoeling om religie als positieve factor te kunnen benoemen.”
Terecht overigens, aldus de godsdienstpsychologe. „Wie religieus is, loopt statistisch gezien minder kans op hartklachten, minder kans op tuberculose, minder kans op longkanker, en pleegt minder snel zelfmoord. Religieuzen roken ook minder dan niet-religieuzen, ze gebruiken minder drugs en drinken minder alcohol. En, als klap op de vuurpijl: religieuze mensen leven gemiddeld langer.”
Gebedsgenezing
Uitvoerig stond Van Saane stil bij het fenomeen gebedsgenezing. Daarbij uitte ze forse kritiek op dit verschijnsel als zodanig. „Gebedsgenezing is stellig een vorm van boerenbedrog, omdat er geen wonderlijke genezingen plaatsvinden.”
Eigenlijk hebben er alleen „psychische genezingen” plaats, aldus de psychologe: van burn-out, depressiviteit, onbegrepen ziektes, hoofdpijnen en rugklachten, onverklaarde onvruchtbaarheid.
Van Saane noemde verschillende redenen voor het gegeven dat mensen massaal naar gebedsgenezers zoals Jan Zijlstra gaan. „Men voelt zich er in elk geval niet behandeld als geval, of als zieke. Bij de gebedsgenezer wordt men als -gelovig- persoon behandeld. Gebedsgenezing is ook iets gezamenlijks, leidt tot sociale bevestiging. Bij gebedsgenezing wordt recht gedaan aan de nauwe samenhang die er is tussen lichaam en geest.”
Psychologisch gezien, aldus de Amsterdamse onderzoekster, is gebedsgenezing een „infantiele vorm van geloof. Zoals je in je jeugd van je ouders verwacht dat ze pleisters plakken en zorgen dat alles weer goed komt, zo verwacht je nu alles van de gebedsgenezer. Vaak is dat ook letterlijk terug te zien in de lichaamshouding.”
Ook het placebo-effect speelt hier een rol, zei Van Saane. En: „Door naar een gebedsgenezer te gaan neem je het heft in eigen handen, buiten het medische circuit om. Ogenschijnlijk althans: in wezen maak je je volstrekt afhankelijk.”
Als „geloofsdaad” is het naar een gebedsgenezer gaan echter een „positieve ervaring”, aldus de godsdienstpsychologe, „en dat is op zichzelf een positieve factor in het genezingsproces.”
Tegelijk zijn er volgens haar wel degelijk risico’s: mensen verwachten te veel; bij het uitblijven van genezing wordt hun geloof betwijfeld; mensen blijven hangen in kinderlijke patronen. Van Saane: „Bij een volwassen vorm van geloof hoort het leven onder ogen zien, en op God vertrouwen; maar niet verwachten dat God in dit leven alles weer goed maakt. We blijven tenslotte sterfelijk.”