Zelfkennis
Geliefden, aan u is nu de nodige vermaning voorgesteld over „Gedraagt u als ellendigen.” Dat wij allen ellendig zijn, hebben wij getoond. U zult dat ook toestemmen. Maar het zal er nu op aankomen of wij ons in waarheid als zodanig gedragen. Wij moeten ons afvragen wat wij ervan kennen bij bevinding.
Vraag het uzelf eens als in Gods tegenwoordigheid af. Heeft u bij Geesteslicht uw ellende leren kennen? Ik vraag niet of u er bevatting van heeft in uw verstand, of dat u ervan kunt spreken. Maar, kunt u met David zeggen: „Ik ken mijn overtredingen”? Ziet u door een verlicht verstand de zonden in hun ware natuur en verzwarende omstandigheden?Zegt u: Ja, ik weet dat ik een zondaar ben? Ik vraag u, noem die zonden dan eens op. Wat zijn het dan allemaal voor zonden waaraan u schuldig staat? Stemt u hartelijk toe dat u die man bent die gezondigd heeft? Stemt u toe alles wat de Bijbel daarvan zegt?
Gelooft u dat met toepassing op uzelf? O, hoe blijkt het tegendeel uit al de verschoningen en uitvluchten die u maakt, als men u tracht te overtuigen van het zondige van al de goede gedachten die u heeft van uzelf. Hoe draagt u uw zonden? Zijn ze u een zware last geworden? Of zijn ze licht en kunt u er met genoegen aan denken? Over dat laatste wil ik een wee over u uitspreken.
Cornelis van Vollenhoven (”De Waarheid in het binnenste”, 1759)