Levenslang geëist tegen Lucie de B.
Het openbaar ministerie heeft maandag levenslange celstraf geëist tegen de Haagse verpleegkundige Lucie de B. De 41-jarige vrouw wordt verdacht van dertien moorden en vijf moordpogingen op zieke baby’s en bejaarden.
Opnieuw vroegen de aanklagers, mevrouw mr. I. Degeling en mr. J. Remmerswaal, de rechtbank Lucie de B. psychiatrisch te laten onderzoeken in het Pieter Baan Centrum in Utrecht. Dat zou desnoods tegen haar wil moeten gebeuren. „Wat is er mis met deze vrouw?” zo vroeg officier van justitie Remmerswaal zich maandag aan het eind van het requisitoir af. Eerdere verzoeken om De B. psychiatrisch te laten onderzoeken, wees de rechtbank telkens af.
Door keer op keer patiënten om het leven te brengen, heeft De B. voor grote onrust gezorgd, betoogden de aanklagers. „Voor de ouders, die bezig waren met de verwerking van hun verdriet, gaan oude wonden open. Voor verplegend personeel is dit onaanvaardbaar. Je wilt niet geloven dat een collega een moordenaar is, dat ze dodend bezig is in plaats van helend.”
De rechtbank staat voor een „moeilijke” zaak, betoogden de aanklagers. Directe, onomstotelijke bewijzen tegen de verpleegkundige ontbreken. Niemand was getuige van de moorden die De B. zou hebben gepleegd. Doordat mensen in een aantal gevallen zijn gecremeerd, is niet meer vast te stellen of ze zijn vergiftigd. Verder is het speuren naar verdachte middelen in organen van overledenen gecompliceerd.
Desondanks staat het voor het OM als een paal boven water dat De B. dertien patiënten telkens „na urenlange” voorbereiding om het leven heeft gebracht. Daar zijn in de optiek van de aanklagers talloze concrete aanwijzingen voor. Zo was De B. bij extreem veel sterfgevallen betrokken. In al die gevallen waren de patiënten weliswaar -ernstig- ziek, maar kwam hun overlijden toch onverwachts.
Qua bewijs een van de ’hardste’ zaken betreft het overlijden van het zieke meisje Amber Zuiderwijk, op 4 september 2001. Toen Lucie de B. de zorg voor het zieke kind overnam, verslechterde de toestand van het patiëntje totaal onverwacht. Het hartritme vertoonde een zeer uitzonderlijk patroon. Later wees onderzoek uit dat er een onder meer een „verdacht hoge” hoeveelheid chloraalhydraat (kalmeringsmiddel) in het oogbolvocht van het meisje aanwezig was. Ook is er een hoeveelheid van het gevaarlijke digoxine (een hartmiddel) gevonden. Met die stoffen zou het meisje kunnen zijn vergiftigd.
Tegen Lucie de B. pleiten allerlei raadselachtige opmerkingen in haar dagboeken, benadrukt het OM. Zo schrijft de Haagse verpleegkundige dat ze een „groot geheim” heeft, dat ze in haar graf mee moet nemen. Volgens de B. gaat het dan om een tarotkaartenspel dat ze in het geheim met patiënten speelde. Het OM noemt dat een „aperte leugen” en ziet in de aantekeningen een verkapte bekentenis van de moorden. Met het verbranden van sommige dagboeken geeft Lucie de B. er blijk van dat ze „bewijsmateriaal heeft vernietigd.”
Bij De B. zijn tijdens huiszoekingen medicaties gevonden die later ook zijn aangetroffen in de lichamen van overleden patiënten. Volgens de verpleegkundige liet ze die medicamenten per ongeluk in haar uniform zitten. Het OM gelooft daar niets van.
Advocaat mr. A. P. Visser zou aan het eind van de morgen zijn pleidooi beginnen. Volgens hem heeft het OM geen harde zaak en zijn er te weinig bewijzen. Zijn cliënt zou hooguit gestraft kunnen worden voor het maken van een vals schooldiploma. Dat heeft ze ook toegegeven.