Ons volk eigen of participatie
Spaarpunten van het pak koffie knippen? Een klantenkaart overhandigen bij de tankbeurt? Velen doen het! Negen van de tien Nederlanders sparen in gemiddeld drie spaarprogramma’s voor een servies, een handdoekenset of een ander aantrekkelijk geschenk.
Snel gaat dat sparen overigens niet, zo stond er onlangs nog in Elsevier te lezen. Zo moet iemand 138 jaar sparen voor een Kitchenaid espresssoapparaat van Douwe Egberts. Voor het ’gratis’ Senseoapparaat -dat bleek afsteekt bij de dure variant- is algauw veertien jaar nodig. Voor een broodbakmachine moet een slordige 14.000 liter brandstof worden getankt. Dat is bij de huidige brandstofprijs al zo’n 20.000 euro! Maar we doen er allemaal graag aan mee. Het is Nederlanders eigen.
Als het om goede doelen, clubs of verenigingen gaat, komen we als volk graag in actie. Ik noem kinderpostzegels, de Grote Clubactie of de gironummers in tijden van rampen en ander onheil, maar uiteraard ook het inzamelen van oud papier voor de zending of een rommelmarkt voor de jeugdvereniging. En dan niet in de laatste plaats de vrijwillige inzet van al die mensen die het mogelijk maken dat al die verenigingen en clubs jaar in jaar uit blijven draaien! Ik durf dan ook met recht te stellen dat wij met z’n allen een participerende en betrokken samenleving vormen.Aansluitend vrijwilligerswerk
We participeren dus op alle mogelijke manieren. De een verkoopt kinderpostzegels, de ander collecteert, is leesmoeder of dirigent van het kerkkoor. Veel van dit vrijwilligerswerk gebeurt naast onze reguliere baan.
Soms sluit het daarop aan. Voor een vereniging kan het erg handig zijn om een accountant in het bestuur te hebben. En de zondagschool is gebaat bij een leider (m/v) met een pedagogische achtergrond. Aan de andere kant biedt vrijwilligerswerk juist, als reactie op je reguliere baan, de kans om naast het werk iets heel anders te doen.
Maar nu de hamvraag. Profiteren we hier allemaal in gelijke mate van? Nu las ik in een recente publicatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau, ”Meedoen met beperkingen”, dat mensen met een lichamelijke beperking minder deelnemen aan cultuur, recreatie, sport en aan het vrijwilligerswerk (!) dan mensen zonder beperkingen. Participeren we in de volle breedte zeker niet in gelijke mate, híer blijken behoorlijke verschillen. Deze ongelijkheid is geen bewuste keuze, maar vaak een ongewild gevolg van een beperking.
Het woord ”oplossing” klinkt als een cliché, maar die ligt toch in de eerste plaats bij onszelf, de samenleving. Een deel van de beperkingen wordt immers door ons, de maatschappij, zelf opgeworpen. Denk aan fysieke barrières, zoals ontoegankelijke gebouwen, ingewikkeld taalgebruik en de bejegening door de omgeving. Noem dit maar even de beperking van onze infrastructuur.
Niet vanzelf
Een bekend verhaal? Dit is slechts de ene helft van het verhaal! Het is niet genoeg. Mensen gaan niet vanzelf participeren. Zij moeten in beweging worden gebracht. Werk is een belangrijke sleutel daartoe.
Werk geeft regelmaat, structuur, brengt mensen in contact met de buitenwereld, zorgt voor sociale contacten. De Nederlander is gemiddeld dan ook tevreden over zijn werk en scoort ook op het gebied van motivatie en betrokkenheid hoog.
Er wordt natuurlijk wel eens gemopperd, maar dat kun je nu eenmaal beter op je werk doen dan thuis. Werken biedt de mogelijkheid tot zelfontplooiing. Vaak stelt de werkgever mensen in staat zich verder te ontwikkelen. Een baan geeft voldoening, een stuk erkenning (noem het status).
Werken is over het algemeen gesproken niet ongezond. Mensen die vervroegd met pensioen gaan, leven gemiddeld niet langer, maar juist korter dan mensen die tot hun 65e blijven werken. Dat is gebleken uit onderzoek waarover het medische vakblad British Medical Journal in 2005 berichtte.
Tot slot, niet onbelangrijk zijn de centen! Wie z’n leven is aangewezen op een uitkering, groeit in financiële zin nauwelijks en hoeft niet te rekenen op een goed pensioen. Een minimumuitkering biedt ook geen basis voor een hypotheek. De winst van de waardestijging van een eigen woning kun je zodoende vergeten. Met een reguliere baan heb je ook vaak net wat meer geld om uit te geven aan cultuur, recreatie of het lidmaatschap van een vereniging.
Krappere arbeidsmarkt
Kortom, van werken worden we in de regel niet slechter. Waarom zouden we dat een deel van onze samenleving onthouden, juist op een moment dat de arbeidsmarkt door de toenemende vergrijzing steeds krapper wordt? Als we een mens naar de maan kunnen sturen -en zelfs weer heelhuids kunnen laten terugkeren-, is onze ”betrokken en participerende samenleving” dan niet in staat dit aan te pakken? Maar hoe?
Mijn antwoord is: Door klein te beginnen. Werkgevers kunnen een aantal mensen met een beperking helpen aan een stage- of werkervaringsplaats. Voor inhoudelijke expertise zijn er genoeg contacten te leggen met onderwijs en hulpverlening.
Er is nog een groot terrein te winnen is op het gebied van de acceptatie. Nog steeds is de stap voor een werkgever om een medemens met een functiebeperking in diens te nemen erg groot. Terwijl zij die ervaring hiermee hebben meestal gemotiveerde en ijverige werknemers in dienst hebben die ook nog veel vreugde in een bedrijf kunnen brengen.
In een land met zo’n 1,5 miljoen inwoners met een functiebeperking verdient dit onderwerp de nodige aandacht.
Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl