„Onbedoelde discriminatie in jeugdrecht"
UTRECHT (ANP) – Allochtone minderjarige verdachten hebben ruim twee keer zoveel kans om voor de rechter te komen als jonge autochtone verdachten. Socioloog Don Weenink stelt dat deze discriminatie onbedoeld is en voortkomt uit de manier waarop het jeugdstrafrecht is georganiseerd.
Weenink bestudeerde ruim vierhonderd strafdossiers uit 2002 en 2003 van twee verschillende afdelingen van het openbaar ministerie. Hij deed dat voor het Willem Pompe Instituut van de Universiteit van Utrecht. Hij analyseerde dossiers van jongeren van allerlei komaf die van vergelijkbare vergrijpen werden verdacht.Allochtone en autochtone jeugdige verdachten gedragen zich ongeveer hetzelfde: ze hebben vaak een grote mond, kijken tijdens een gesprek naar de grond of komen afspraken niet na. Weenink vond uit dat dergelijk gedrag allochtone minderjarigen blijkbaar zwaarder wordt aangerekend, omdat officieren van justitie bij hen vaker besluiten de zaak aan de kinderrechter voor te leggen.
Een van de problemen is volgens de socioloog dat de aanklager zijn besluit neemt op basis van gespreksverslagen van de Raad voor de Kinderbescherming. Weenink heeft niet onderzocht wat de precieze reacties van officieren op die verslagen waren.