Wilde maïs besmet met vreemd DNA
Inheemse wilde maïssoorten in het zuiden van Mexico blijken besmet te zijn geraakt met DNA afkomstig van genetisch gemanipuleerde maïs. De vondst is vooral opmerkelijk omdat tot nu toe aangenomen werd dat het risico op deze besmettingen klein was.
De wilde maïs groeit op een afstand van ongeveer 100 kilometer van de dichtstbijzijnde velden waar genetisch gemanipuleerde maïs wordt verbouwd, en minstens 20 kilometer vanaf een doorgaande weg die twee grote steden verbindt.
De onderzoekers zijn vooral bezorgd omdat Mexico het gebied is waar van nature allerlei wilde maïssoorten voorkomen. Die zijn van groot belang voor de veredeling van cultuurmaïs. De oorspronkelijke wilde soorten bevatten vaak genen die de plant ongevoelig maken voor ziekten of plagen, of die de samenstelling van de korrel beïnvloeden, en veredelingsbedrijven gebruiken die genen om bestaande rassen te verbeteren. Als wilde rassen nu eenvoudig besmet raken met vreemd DNA, dan moeten deze gebieden daartegen beschermd worden, zegt dr. Ignacio Chapela van de Universiteit van Californië in Berkeley.
Samen met zijn collega dr. David Quist trof hij in vijf van de zeven maïsmonsters vreemd DNA aan. Een controlemonster uit Peru en een monster met Mexicaanse zaden uit 1971 hadden het gemanipuleerde DNA niet. Omdat de teelt van genmaïs al sinds 1998 verboden is in Mexico, is de besmetting misschien in de voorgaande jaren opgetreden, waarschijnlijk via het stuifmeel, en is er blijkbaar overerving van het DNA naar volgende generaties.
Terugdringen
De onderzoekers sluiten ook niet uit dat het verbod op de teelt van genmaïs niet strikt is nageleefd, of dat het vreemde DNA afkomstig is van voedselhulp vanuit de VS, waarin ook veel transgene maïs te vinden is. Quist is echter van mening dat alles gedaan moet worden om de verdere verspreiding van deze genen tegen te gaan. „Op het moment dat het DNA eenmaal in een populatie zit, kun je het er niet meer uitvissen.” Hij denkt wel dat een strikte naleving van het verbod, in combinatie met een programma van wisselteelten en het testen van wilde zaden, de invloed van de vreemde genen sterk kan terugdringen.
In het onderzoek, dat vandaag gepubliceerd is in het Britse wetenschapsblad Nature, is vooral gekeken naar twee genen. Het Bt-gen is afkomstig van een bacterie en produceert een gif waar de maïsboorder, een belangrijk plaaginsect, niet tegen kan. Het andere gen, RR1, maakt maïs ongevoelig voor het onkruidbestrijdingsmiddel glyfosaat (Roundup), waardoor boeren gemakkelijker dit middel kunnen gebruiken om hun gewas schoon te houden.