Korte zinnen in de Boedoebijbel
AMSTERDAM - In zijn brieven gebruikt de apostel Paulus vaak lange zinnen. Voor Europeanen is dat veelal geen probleem; voor het Afrikaanse Boedoevolk meestal wel. Wie in het Boedoe lange zinnen en veel bijvoeglijke naamwoorden gebruikt, wordt al snel gezien als arrogant. Bijbelvertalers stuiten hier op een probleem.
Claertje Frieke-Kappers (1963) hield zich jarenlang bezig met de Boedoetaal, eerst als zendeling en later als taalwetenschapper. Vandaag promoveerde ze aan de Vrije Universiteit in Amsterdam op een onderzoek naar taalgebruik in het Boedoe, een Bantoetaal in Congo.Frieke-Kappers en haar man werkten van 1993 tot 1998 in Congo, als taalwetenschappers voor Wycliffe. Zij namen deel aan het Boedoe Bijbelvertaalproject en trainden verschillende vertalers. Daar kreeg Frieke-Kappers voor het eerst belangstelling voor taalanalyse en de structuur van het Boedoe, een taal die door ongeveer 250.000 mensen in het Afrikaanse land wordt gesproken.
Frieke-Kappers: „Jammer genoeg moesten we Congo in 1998 verlaten omdat het voor ons en de kinderen te gevaarlijk werd. Twee inheemse vertalers gingen door met het werk.”
Na een verblijf in Kenia keerde het echtpaar in 2000 terug naar Nederland. Daar begon Frieke-Kappers aan haar proefschrift. Ze onderzocht ruim 500 teksten in het Boedoe, van verschillende genres. „De kennis van het taalgebruik van het Boedoe kunnen vertalers weer gebruiken voor het Bijbelproject.”
Volgens de taalwetenschapper is het belangrijk dat de Bijbelwoorden natuurlijk overkomen. „Vertalers moeten de juiste toon weten te treffen. Neem de brieven van Paulus, waarin vaak lange zinnen staan, bepaalde woordsoorten en werkwoordsvervoegingen. Als je die rechtstreeks uit het Frans in het Boedoe zou vertalen, dan zou de apostel arrogant, als een dweper overkomen.
Wij gebruiken allerlei bijvoeglijke naamwoorden om een verhaal mooi te maken; de Boedoe juist niet. Die vertellen heel droog hun verhaal en de luisteraars vullen zelf de details in.”
Kennis van het gebruik en de structuur van een taal moet vertalers helpen de Bijbel dicht bij mensen te brengen. „De Boedoemensen hebben zelf heel veel gedaan aan hun Bijbelvertaalproject. Ik hoop dat ook niet-kerkelijken zullen merken dat er onder het Boedoevolk een sterk verlangen leeft naar een eigen Bijbelvertaling.”