Kerk & religie

„Fusie niet onontkoombaar”

De SoW-kerken krijgen volgens de gereformeerde hoogleraren G. Dekker en G. Heitink een kerkvorm die niet meer past bij de huidige tijd en samenleving. Daarom zijn ze tegen een fusie. „Een federatie is een vorm van eenheid die beter dan een fusie aansluit bij de bestaande verhouding tussen de kerken en de opvattingen van kerken en kerkleden aan de basis.”

Kerkredactie
23 September 2002 15:06Gewijzigd op 13 November 2020 23:49

In hun nieuwe, maandagmiddag gepresenteerde boek ”Samen op de goede Weg?” (uitg. Ten Have, Baarn) rekenen zij af met de gedachte dat een volledige fusie waardevoller en geloofwaardiger is dan een federatief verband. „Als kerken onderling sterk verschillen en elkaars bestaan en optreden in feite niet erkennen, dan kan het afzien van het streven naar eenheid en het zich tevreden stellen met een bepaalde samenwerkingsvorm een zwaktebod zijn. Maar als kerken in harmonie met elkaar leven dan kan een federatie een zeer adequate uitdrukking van gemeenschappelijkheid zijn. Ja, dan kan een federatie zelfs voorkeur verdienen boven een fusie.”

Wanneer men naar fusie streeft, betogen de auteurs, dan richt de aandacht zich als vanzelf op de verschillen, omdat die nu eenmaal storend zijn voor volledige eenwording. Ook is de neiging groot onderlinge verschillen op te heffen en het specifieke van de afzonderlijke tradities af te zwakken. Een federatie daarentegen heeft een meer open karakter, aldus Dekker en Heitink.

Die biedt ook de mogelijkheid de gereformeerde kerkvisie tot haar recht te laten komen. „In SoW-verband wordt geen noemenswaardige inbreng van de gereformeerde traditie geduld.” En daar ligt het grote bezwaar van Dekker en Heitink. „Anders gezegd, wij maken bezwaar tegen een kerkfusie op hervormde voorwaarden. De kerk zal in haar structuur en cultuur ook voor uiteenlopende mensen herkenbaar moeten zijn.”

Het naast elkaar laten bestaan van verschillende modellen, zoals Dekker en Heitink bepleiten, achten ze alleen mogelijk bij een federatieve vorm van samengaan. Bovendien sluit een federatie een toekomstige fusie niet uit en verschaft het de mogelijkheid dat in de toekomst meer kerkelijke groeperingen zich bij het geheel voegen.

De auteurs hechten aan processen van onderop. „Om die reden hebben wij moeite met het synodale vaarwater, waarin het bootje van Samen op Weg in de periode 1986-2002 is terechtgekomen.” In de te ontwikkelen SoW-kerk is volgens hen namelijk sprake van een top-downstructuur.

Het is, aldus de auteurs, van belang dat bij het organiseren van het kerkelijke leven niet meer dan het hoogstnoodzakelijke wordt geregeld en dat de mogelijkheid gecreëerd wordt dat het kerkelijk leven of delen daarvan tijdig kunnen veranderen indien de verandering in de wereld waarin de kerken staan, dit vragen.

De gereformeerde kerkorde, „die slechts het hoognodige regelt”, biedt hiervoor meer ruimte dan de hervormde, aldus Dekker en Heitink. Ze vragen om opheffing van bureaucratische bevoogding van bovenaf, die in strijd is met het democratisch gehalte van de kerk. Een landelijk bureau kan vrij bescheiden van omvang zijn, vinden ze.

De gereformeerde traditie bevat volgens hen een aantal waardevolle elementen die onopgeefbaar zijn voor de toekomst van de SoW-kerken. Ze denken dan aan de zelfstandigheid van de plaatselijke kerk, de mondigheid van de gemeente en de openheid naar de cultuur en samenleving. Een territoriale indeling van het kerkelijk leven bijvoorbeeld is niet langer vanzelfsprekend, stellen de auteurs.

De schrijvers pleiten verder voor een nader onderzoek naar de werkelijke voortgang van het SoW-proces. Het beeld dat de landelijke organen schetsen, typeren ze als „bedriegelijk en in het algemeen te rooskleurig.” „Verschillen in kerkgevoel en kerkelijke cultuur zijn veel groter dan velen voor waar willen hebben.”

Gelet op hetgeen tot nu toe is gerealiseerd, is fusie in de ogen van beide hoogleraren niet de enige en onontkoombare uitkomst. Het hanteren van vroeger gemaakte afspraken vinden ze „zeer formeel.” „Het is toch niet zo dat men in onderling overleg nooit op gemaakte afspraken kan terugkomen?”

Als kerken elkaars ambt, doop, bestaan en optreden voluit erkennen, is het bestaan van afzonderlijke kerken voor hen geen onwaardige zaak, aldus de hoogleraren. „In ieder geval toch niet onwaardiger dan één kerk waarbinnen allerlei verschillen erkend, gelegitimeerd en geregeld zijn?”

Dat veel plaatselijke kerken feitelijk al gefuseerd zijn en dringend behoefte hebben aan een landelijke regeling onderschrijven de auteurs. „Een dergelijke regeling had er allang moeten zijn. Wij geloven echter niet dat een dergelijke regeling hoeft te wachten op een complete fusie op landelijk niveau.” Ze verwijzen in dit verband naar het fusie-federatiemodel dat ds. J. de Visser in april heeft gelanceerd. Dat door een dergelijke regeling vier organisaties zouden ontstaan, weerspreken de hoogleraren. „Er ontstáán namelijk niet veel kerken. Er zíjn veel kerken.”

Ze wijzen verder op „de merkwaardige situatie” dat men op het niveau van de landelijke organisatie naar eenheid streeft, terwijl men op plaatselijk niveau verscheidenheid niet alleen toelaat, maar organiseert. SoW is, aldus beide hoogleraren, tot een puur organisatorische, zakelijke aangelegenheid geworden. „Dan kan men fusie toch moeilijk als een geloofszaak voorstellen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer