Ook is het de vraag of de verdeling tussen de grote vier onderling nog wel klopt. Er dient daarom een onderzoek te komen naar de positie van de vier steden. De Raad voor de financiële verhoudingen, die het Rijk adviseert over de financiering van lagere overheden, bepleit dit in een woensdag verschenen evaluatie van de Financiële-verhoudingswet. Die werd tien jaar geleden van kracht.Een woordvoerder van de raad wijst erop dat Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht extra geld ontvangen voor het grotestedenbeleid. Ook worden ze bij herverdelingen van het gemeentefonds buiten beschouwing gelaten, wat vaak in hun voordeel uitpakt. De woordvoerder noemt „de onroerendezaakbelasting in Amsterdam verrassend laag, gezien de problemen die ze daar zeggen te hebben.”

Niet alleen de grote vier als groep moeten onder de loep worden genomen, vindt de Raad voor de financiële verhoudingen. Onderzoek zou ook moeten uitwijzen of bijvoorbeeld Rotterdam niet te weinig krijgt in vergelijking met Amsterdam of Utrecht.

De raad stelt verder voor om een aantal verworvenheden en rechten van gemeenten in de wet vast te leggen, bijvoorbeeld het recht van gemeenten op een eigen belastingbeleid. Ook moet het systeem waarmee het geld van het gemeentefonds over de gemeenten wordt verdeeld op de helling. Het aantal maatstaven daarvoor is fors gegroeid, maar dat levert volgens het adviesorgaan alleen „schijnexactheid” op.

Ook het provinciefonds moet nog eens goed tegen het licht gehouden worden, aldus de raad. Er zijn nu grote verschillen tussen de provincies.