Duizenden jaren cel voor terreur Madrid
MADRID - Een Spaanse rechtbank heeft woensdag straffen oplopend tot 42.924 jaar cel opgelegd aan drie hoofdverdachten van de aanslagen in Madrid van 11 maart 2004. Door de terreuracties kwamen 191 mensen om het leven en raakten meer dan 1800 anderen gewond.
De maximale straf is opgelegd aan de Marokkanen Jamal Zougam en Othman el-Gnaoui en de Spanjaard José Emilio Suarez Trashorras. De drie hoofdverdachten zijn woensdag veroordeeld wegens massamoord en andere aanklachten. Volgens de Spaanse wet kunnen de daders maximaal veertig jaar achter de tralies blijven. Dat betekent dat ze uiterlijk 2047 weer op vrije voeten komen.De Marokkaan Zougam heeft volgens de rechtbank ten minste een van de bommen geplaatst. De Spanjaard Suarez Trashorras, een oud-mijnwerker, leverde de bij de aanslagen gebruikte explosieven en Gnaoui speelde een hoofdrol als de rechterhand van de leider van de operatie.
De rechtbank achtte na het massaproces tegen 27 mannen en één vrouw in totaal 21 personen schuldig aan betrokkenheid bij de aanslagen. Van de verdachten die niet de maximumstraf kregen, kreeg niemand meer dan 23 jaar. Zeven verdachten werden vrijgesproken, onder wie Rabei Osman Sayed Ahmed, ook bekend als ”Mohammed de Egyptenaar.”
De vrijgesproken Osman was niet aanwezig. Hij is gedetineerd in Italië, waar hij werd opgepakt nadat telefoongesprekken waren afgeluisterd waarin hij opschepte dat hij het brein achter de aanslagen was.
Zeven personen die als de echte kopstukken worden beschouwd konden niet worden berecht. Zij bliezen zich op toen ze drie weken na de aanslagen door de politie werden omsingeld in een flat in een buitenwijk van Madrid.
Tijdens het proces werd vastgesteld dat de terreurgroep zich liet inspireren door al-Qaida, maar geen directe betrekkingen had met de organisatie van Osama bin Laden en er ook geen geld van ontving.
Alle aangeklaagden hebben tijdens het proces, dat vier maanden heeft geduurd en op 2 juli werd afgesloten, gezegd onschuldig te zijn. Ook ontkenden de verdachten elke band met terreurnetwerk al-Qaida. Getuigen verklaarden echter dat zij sommigen van hen hadden gezien toen zij rugzakken in treinen achterlieten. Ook zijn er DNA-sporen van daders gevonden. Negen van de verdachten kwamen uit Spanje, de meeste anderen uit Marokko.
Premier José Luis Rodriguez Zapatero, die pas na de aanslagen als regeringsleider aantrad, verwelkomde de veroordelingen. „Vandaag is recht gedaan”, zei hij. „Het barbarisme dat op 11 maart 2004 werd begaan heeft diepe sporen van leed in ons collectieve geheugen gedrukt, sporen die bij ons blijven als eerbetoon aan de slachtoffers.” De voorzitster van de vereniging van families van de slachtoffers, Pilar Manjon, daarentegen veroordeelde het vonnis: „Wij zullen hoger beroep aantekenen tegen deze fout.” Zij wil niet dat „de moordenaars vrijuit gaan.”
Het gerechtsgebouw in Madrid waar de zitting plaatsvond werd zwaarbewaakt. Buiten het gebouw wemelde het van de politieagenten. Er waren honden om eventuele bommen op te sporen en boven het gebouw cirkelden politiehelikopters. Een verdachte zag tijdens het proces de aanklachten tegen zich ingetrokken, een tweede werd op borgtocht vrijgelaten en speelde dus kennelijk slechts een onbetekenende rol. De rechtbank kende de slachtoffers schadevergoedingen tussen de 30.000 en de 1,5 miljoen euro toe. De aanslag op vier volle forenzentreinen was de bloedigste aanslag op een Westers doelwit sinds de aanslagen van 11 september 2001 in de VS. De rechtbank sloot uit dat de Baskische afscheidingsbeweging ETA achter de aanslagen zat. De conservatieve partij van ex-premier José Maria Aznar (PP) beschuldigde destijds de ETA van betrokkenheid. De leugen kostte Aznar mogelijk de overwinnning bij de parlementsverkiezingen kort na de aanslagen.
De verantwoordelijkheid voor de aanslagen werd vervolgens opgeëist door al-Qaida. De radicale moslims waren boos over de Spaanse bijdrage aan de Amerikaanse oorlogsinspanning in Irak.