Rotterdam aan de slag met opvoeding
ROTTERDAM - ”Opvoeden doen we samen. Wat is uw rol?” Met dit motto gaf de Rotterdamse jeugdwethouder L. Geluk woensdagavond de aftrap voor een serie opvoedingsdebatten in de Maasstad.
Rotterdammers worden aangemoedigd met elkaar in gesprek te gaan over de invloed die zij hebben op kinderen in hun omgeving. De gesprekken, die in alle deelgemeenten worden georganiseerd, lopen tot het einde van het volgende schooljaar.Acht groepen opvoeders, onder wie ouders, grootouders, leerkrachten, medewerkers in de kinderopvang, sportleraren en gewone Rotterdammers, reageerden woensdag tijdens de eerste debatavond op een aantal stellingen die in plat Rotterdams, met soms banaal taalgebruik, door het theaterduo Karen Levin en Monique van de Ster werden gepresenteerd. De slogan dat „kinderen opvoeden lastig is en dat het daarom zo fijn is dat we het samen doen”, deed het bij alle opvoeders goed.
Volgens wethouder Geluk is het belangrijk dat in de opvoeddebatten duidelijk wordt gemaakt wat de taak van de ouders en van instanties is die bij de opvoeding zijn betrokken. Voor onderwijswethouder J. Kriens is het belangrijk dat een kind bewust wordt gemaakt van wat wel en wat niet kan, een soort van tien geboden.
Rotterdam vindt dat er over opvoeden moet worden gesproken. „Vaak gebeurt dat als het te laat is en het met de opvoeding uit de hand is gelopen”, zegt wethouder Geluk. Volgens hem worden problemen van of met jongeren te vaak geweten aan een gebrekkige opvoeding. „Alleen wordt nooit concreet gemaakt wat minimaal van opvoeders wordt verwacht. Dat gaan we in onze stad nu duidelijk maken”, aldus Geluk.
In het eerste debat bleek dat lang niet iedereen over bepaalde stellingen hetzelfde dacht. Wel was men het erover eens dat in een goede opvoeding tijd en aandacht aan het kind worden besteed. Over de positie van de kinderopvang was minder eenduidigheid. Opvangmedewerkers vinden dat de ouders de verantwoordelijkheid voor kinderopvang met hen moeten delen. Opa’s en oma’s menen dat de kinderopvang er niet is om kinderen op te voeden.
Van grote eensgezindheid was sprake bij de stelling dat het vragen om problemen is wanneer meisjes op hun dertiende jaar, als vroegvolwassenen, uitdagend gekleed gaan. Dat televisie en internet een steeds grotere rol spelen in het leven van kinderen werd door geen van de groepen opvoeders ontkend. „Als er maar afspraken worden gemaakt over wat een kind wel en niet mag zien”, luidde de stelling.
Veertig procent van de groep gewone Rotterdammers wil de kinderen niet voor alle narigheid die de media bieden, beschermen. Honderd procent vindt wel dat de huidige programmering voor een verkeerde moraal zorgt. „Kinderen spiegelen zich en nemen slechte dingen op televisie heel snel over”, aldus journalist en hoofdredacteur Sander de Kramer van de Rotterdamse Straatkrant.
Volgens diskjockey Ronald Molendijk moeten ouders de problemen die ze ondervinden bij de opvoeding bij de wortel aanpakken. „De overheid kan bij de opvoeding ondersteuning bieden om die zware verantwoordelijkheid waar te kunnen maken”, zei hij. Wethouder Geluk: „De overheid moet niet de opvoeding van ouders willen overnemen. Maar de overheid moet er wel op toezien dat de opvoeding aan een aantal minimale eisen voldoet.”
Of de school moet zorgen voor een ontbijt voor het kind als ouders dat niet doen? „In zo’n geval moet de school tegen de ouders zeggen: Uw kind komt nu al zo veel keer zonder ontbijt naar school. Wat kunnen we daaraan doen?” antwoordde wethouder Geluk