„Geef zelf het voorbeeld”
Beseffen we, als we op de zondagsschool bidden, dat we spreken met een heilig God? Eerbied bij de kinderen begint bij het voorbeeld van de meester of juf, zei W. Visser zaterdag in Benthuizen. Hij was gastspreker op de 32e jaarvergadering van de Bond van Zondagsscholen van de Gereformeerde Gemeenten.
Zondagschoolleiders worstelen met het probleem van kinderen die oneerbiedig zijn onder het bidden of onder de vertelling. Hoe moet je hiermee omgaan? Op de vraag van diverse leiders had het bestuur van de bond besloten een dag aan dit thema te wijden.
In zijn openingswoord stond ds. A. Schot, sinds kort voorzitter van de bond, stil bij Zacharia 4:6. „In de tempelbouw mogen we een beeld zien van de geestelijke tempelbouw”, zei de predikant. „Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden: die persoonlijke les voor het zalig worden geldt ook voor het werk op de zondagsschool. Wat is het groot als je als meester of juf jezelf af mag keuren, dat je leert dat God werkt ondanks jezelf.”
W. Visser, directeur van een mlk-school in Zwolle, schetste eerst de beginsituatie van de kinderen in de zondagsschoolklas. Romeinen 3, daarin staat ons en hun levensschilderij, zei hij. „Van nature zijn we doof en blind voor de boodschap van God en voor geestelijke zaken.” Tegelijk wees Visser erop dat de leiders te maken hebben met gedoopte kinderen, gedoopt „niet in de naam van een meester of juf, maar in de Naam van een drie-enig God.”
De ouderling van de gereformeerde gemeente in Nunspeet deed zijn gehoor een aantal concrete tips aan de hand, zowel wat de algemene orde als wat de eerbied in de klas aangaat. „Ga pas spreken als je ieders aandacht hebt. Voordat u gaat bidden, is het goed eerst een psalm te laten zingen, om dan vanuit de eerbied van het zingen de handen te vouwen. Ook is het goed de eerste keer van het seizoen aandacht te besteden aan het thema eerbied, bijvoorbeeld aan de hand van het bijbelverhaal van Mozes op de Sinaï. Eerbiedig gedrag van kinderen moet u belonen en als voorbeeld stellen, door te zeggen: Wat fijn dat jullie zo eerbiedig zijn.”
Visser onderstreepte dat het team van leiders samen één lijn moet trekken in deze dingen. „Het gaat immers om de heiligheid van God.” Hij bepleitte het op papier zetten van een gezamenlijke gedragscode. „Maar vooral rust op ons als leiders de taak een voorbeeld te zijn. Bereiden we de vertelling biddend voor, in het besef dat een heilig God toeziet hoe wij dat doen? Gaan we ook biddend naar de zondagsschool? Proeven de kinderen dat God bij u woont?”
In de discussie werd de vraag gesteld wat je moet doen als ouders thuis hun kinderen er niet op wijzen dat ze eerbiedig moeten zijn. Visser gaf als antwoord dat ook ouders betrokken moeten worden bij het werk van de zondagsschool, dat ze dienen te weten hoe het met hun kinderen op de zondagsschool gaat en hiervan op de hoogte worden gesteld. Hij zei ook dat er een zekere afstand tussen de juf/meester en het kind moet bestaan. „Realiseer je dat je gezagsdrager bent. Dus geen ”je” of ”jouw”, maar juf en meester.”