Drie zussen en de strijd om het bestaan
Titel: ”Mariahoeve. Drie gezusters en de strijd om het bestaan”
Auteur: Brand Overeem en Bert Paasman
Uitgeverij: De Fontein, 2007
ISBN 978 90 261 2330 6
Pagina’s: 120
Prijs: € 17,50.
De drie zussen Geertje, Steventje en Maria wisten wat werken was. De vrouwen bestierden in de vorige eeuw met z’n drieën het boerenbedrijf de Mariahoeve in Putten. Fotograaf Brand Overeem geeft in een fotoboek op een indringende manier een kijkje in het leven van de drie zussen en hun strijd om het bestaan. Het leven is een krijgsbanier,
door goede en kwade dagen
gevlekt, gescheurd, ontvallen schier,
kloekmoedig voorwaarts dragen.
Zo ziet het leven van Geertje, Steventje en Maria eruit: een strijd die tot aan het eind toe gestreden moet worden, schrijft cultuur- en literatuurhistoricus Bert Paasman, die de foto’s van Brand Overeem van tekst voorzag. De zussen hebben het niet breed: luxe en uitstapjes behoren niet tot de mogelijkheden, een feestje op de lagere school is te duur.
Het drietal groeit op in de beginjaren van de vorige eeuw op de Mariahoeve in Putten, een boerderij met bijgebouwen, een moestuin en vruchtbomen, weidegronden, akkers en wat groot- en kleinvee. Veel tijd om te spelen hebben ze niet, er is altijd wel nuttiger werk te doen: de groente- en bloementuin begieten, de kippen voeren en eieren rapen of helpen in de keuken.
Na het sterven van hun ouders blijven Geertje, Steventje en Maria met hun broer Gerrit op de boerderij wonen. Veel contact met de buitenwereld hebben ze niet. „Het kwam niet bij hun op om te gaan trouwen, of liever, het kwam niet op hun pad. (…) Na vaders dood voelde hij (Gerrit, red). het als een plicht om voor de deeres, de meisjes, te zorgen”, verklaart Paasman de situatie.
Het leven op de boerderij verandert ingrijpend als in 1970 broer Gerrit op 66-jarige leeftijd overlijdt. Al behoren de zusters niet meer tot de jongsten -Geertje, Steventje en Maria waren respectievelijk 58, 65 en 68 jaar-, toch zetten ze het boerenbedrijf van hun ouders voort.
Zo begint hun strijd om het bestaan. De seizoenen bepalen hun levensritme, het geloof is hun kompas, schrijft Paasman. Op sobere zwart-witfoto’s beeldt Overeem verschillende aspecten van het boerenleven uit. Zo zien we Steventje en Maria met hun schoppen in het prille voorjaar de vergraste moestuin omspitten. Langs de randen staan vruchtbomen. Op een andere plaat -de vruchtbomen staan nu in bloei- poten de zusters hun aardappels en bonen en zaaien ze groenten in.
Vreugde over de oogst is af te lezen aan de blijde ogen van de beide vrouwen. Paasman: „Het betekende loon na werken en de zekerheid dat er geen gebrek zou zijn. Gods Voorzienigheid werd geprezen, het oogsten was een feest!” We zien de vrouwen, stralend van trots, manden met aardappels, emmers met boerenkool en schorten met appels en peren naar huis brengen. Rijen vol weckflessen en Keulse potten in de kelder zijn het resultaat.
Een ander jaarlijks ritueel waar Overeem aandacht aan besteedt, is het maaien en hooien. We zien de zussen aan het werk, gewapend met zeis en hooihark. Niet alleen de weiden, maar ook het erf en zelfs de bermen bij het huis worden gemaaid. „Ieder beetje hooi was welkom, of zoals ze zelf zeiden: „Kruimels zijn ook brood””, aldus Paasman.
Nadat het hooi is gedroogd, laden de vrouwen -die door hun houding en haargroei op de kin soms mannelijk aandoen- het op een wagen. Dat de vrouwen ook over bijna mannelijke krachten beschikken, maakt Overeem duidelijk. Treffend fotografeert hij de beide zussen als ze een hoogopgetaste kar met hooi met vereende krachten naar huis trekken.
De drukking der melk brengt boter voort, noemt Paasman het hoofdstuk waarin het gaat over melken en karnen. Op een foto is te zien hoe Steventje onder de koe zit. Het schaarse licht valt op de achterkant en de uiers van de koe en op het gezicht en de handen van Steventje, zodat de foto de sfeer in de oude, donkere boerenstal prachtig weergeeft.
Volgens Paasman behoort het karnen tot de mooiste momenten van het bestaan van de drie zussen: het maken van edele boter uit simpele melk. „Een symbool: het hogere dat ontstaat uit het lagere, zoals de edele menselijke ziel zich ontwikkelt uit de alledaagse melk des levens.” Of de vrouwen deze handeling ook zo ervoeren, is de vraag.
Het laatste hoofdstuk wijden de auteurs aan het geloof van de vrouwen. Een foto waarop Steventje gebogen uit de Bijbel zit te lezen laat op een respectvolle manier de godsvrucht van de vrouwen zien. „Daar las ze dagelijks na het eten hardop uit voor. Heel systematisch ging dat. Van Genesis 1:1 tot het laatste vers van Openbaringen van Johannes op Patmos.”
Jammer genoeg blijkt uit verdere omschrijvingen dat de schrijver weinig affiniteit heeft met de kerkelijke achtergrond van de zussen. Volgens hem hoopten de vrouwen, die lid waren van de Hervormde Kerk in Putten (Steventje en Maria) en de Gereformeerde Gemeente in Nederland (Geertje) in een buurtschap bij haar woonplaats, „door hun godsdienstige overtuiging op een volmaakter leven in het hiernamaals. Omdat dit geen vanzelfsprekendheid was, streefden ze ernaar een diep geloof te verbinden aan een deugdzaam bestaan.” Dit neigt naar het rooms-katholicisme, een geloof uit de werken, wat in de kerken die de zussen bezochten toch zeker niet geleerd wordt.
Steventje stierf als eerste op 87-jarige leeftijd, in 1992. Haar zussen Geertje en Maria volgden respectievelijk één en elf jaar later. Ruim dertig jaar hebben de drie zussen de boerderij gerund. De vrouwen wilden geen grafsteen en rusten onder de groene zoden in een naamloos graf - van God gekend.