Oliebollentest
Het is opvallend hoeveel gewicht mensen toekennen aan de verschillende beoordelingen en onderzoeken die tijdschriften en kranten met enige regelmaat publiceren. Oude bekenden zijn de oliebollentest en de haringtest van het Algemeen Dagblad. Moderner zijn beoordelingen van scholen, onderwijsinstellingen voor hoger onderwijs, universiteiten en ziekenhuizen, bijvoorbeeld in Elsevier. Eigenlijk is hiermee al veel gezegd. Met hoeveel tamtam deze onderzoeken ook gepresenteerd worden, het blijven een soort oliebollentesten. Subjectief en weinig verantwoord.
Dat blijkt ook wel als ik het voorlaatste themanummer van Elsevier over studeren nog eens doorneem. Behalve tips om „slim te doen met poen” en voor het vinden van een kamer en een matig interessant interview met onderwijsminister Plasterk presenteert het de beste universiteit en hogeschool van Nederland. Talloze pagina’s met beoordelingstabellen passeren de revue. Eerlijk is eerlijk, je kijkt toch even snel waar je eigen faculteit is geëindigd. Van tevoren maak je jezelf wijs dat het weinig uitmaakt waar je staat, maar achteraf ben je blij als je weer, voor het zoveelste jaar op rij, op de (weliswaar gedeelde) tweede plaats staat. Helaas geen eerste plaats…Tijdens een bespreking met andere docenten werd onze ’score’ toch even aangehaald. Zou het niet leuk zijn om toch weer eens op de eerste plaats te eindigen? De vraag werd niet gesteld, maar was wel op de achtergrond aanwezig. Welke punten aan ons onderwijs zouden verbeterd kunnen worden? Het bleek al snel dat een aantal kritiekpunten betrekking had op achterhaalde feiten. Zo zou er nauwelijks iets gedaan worden aan internationale betrekkingen.
De oorzaak van het aanhalen van verouderde gegevens werd al snel duidelijk. Vooral de enquête onder hoogleraren was de boosdoener. Per vakgebied moest een hoogleraar de beste universiteit aangeven en het mocht niet zijn/haar eigen universiteit zijn. Veel hoogleraren hadden deelname geweigerd. Anderen gaven aan dat zij nauwelijks een gefundeerd oordeel konden geven over alle universiteiten, vaak slechts over een of twee, en dan nog van horen zeggen. Van enige objectiviteit kan dus niet gesproken worden. Conclusie was dan ook dat het ontbroken heeft aan een goede pr. Het product kan een betere naam krijgen wanneer er beter reclame voor wordt gemaakt.
De beoordeling door studenten was weliswaar uitgebreider, maar welke student kan universiteiten vergelijken? Wie heeft de luxe om eerst eens een jaar in Groningen en dan in Rotterdam en dan in Maastricht en ten slotte misschien in het buitenland te studeren? Voor veel studenten valt dat in ieder geval niet onder ”slim doen met poen”. Elsevier presenteert het onderzoek wel heel slim als een „tevredenheidsonderzoek.” Daarmee kun je kennelijk wegkomen zonder uitgebreide verantwoording over de betekenis van de cijfers en een degelijke statistische onderbouwing.
In dit licht is het overigens opvallend dat slechts bij een klein aantal opleidingen sterretjes stonden als de beoordeling significant verschilde van de andere opleidingen. Ik meen daaruit te kunnen afleiden dat al de opleidingen zonder sterretje niet significant verschilden. Hiermee kan een groot deel van het zogenaamde resultaat dan ook direct bij het vuil worden gezet.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het recente onderzoek naar de kwaliteit van ziekenhuizen iets meer om het lijf had en beter onderbouwd was dan dit artikel. Toch blijft het opvallend dat een bijna tegelijk gepresenteerd onderzoek in een ander blad met een geheel ander resultaat kwam. Er was zelfs geen trend van overeenkomstige resultaten te zien.
Nogmaals, al deze onderzoeken stellen in feite niets meer voor dan de jaarlijkse oliebollentest. Toch hebben ze ook een goede kant. Het is best nuttig dat instellingen en de verantwoordelijke medewerkers eens bij zichzelf te rade gaan of ze wel de kwaliteit leveren die mag worden verwacht. Ziekenhuizen en universiteiten houden hun kwaliteit op peil door een vrij streng systeem van onderlinge visitaties en door inspecties vanuit de overheid. De feitelijke informatie die hieruit voortkomt is echter niet of nauwelijks openbaar toegankelijk. Hierdoor kan ten onrechte het beeld ontstaan van bolwerken waarin men fouten niet wil erkennen en men elkaar de hand boven het hoofd houdt. Als deze onterechte beeldvorming doorbroken kan worden door een regelmatig terugkerend onderzoek, al lijkt die dan op een oliebollentest, dan is het toch een nuttig onderzoek.
De auteur is arts in het Universitair Medisch Centrum Groningen. Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl.