Daarin eiste Achmea dat de overheid ophoudt met het stellen van een maximum aan het budget voor de thuiszorg. Ook de manier waarop de hoogte van het budget wordt berekend, moet anders, aldus Versteeg.Het totale maximale budget voor de zogeheten AWBZ, waaruit de thuiszorg wordt betaald, is gebaseerd op de vraag naar thuiszorg in het voorgaande jaar. Daarbovenop komt een opslag voor de groei van het aantal patiënten. Achmea verwerpt deze berekening, die volgens de verzekeraar tot financieringstekorten leidt.

Momenteel zouden zo’n 9000 verzekerden van Achmea te lang wachten op thuiszorg. Verder krijgen 446 patiënten op dit moment geen zorg, terwijl zij die wel hard nodig hebben.

Ook op de verdeling van het budget heeft de verzekeraar kritiek. Zorgkantoren maken ieder jaar afspraken met individuele zorgaanbieders waarin een maximum aan te leveren zorg wordt afgesproken. Wanneer zorgaanbieders hun budgettaire plafond hebben bereikt, moeten cliënten noodgedwongen naar een andere zorgaanbieder uitwijken of een plaats op een wachtlijst accepteren. Volgens Achmea resulteert dat in een onaanvaardbare onmogelijkheid voor cliënten om hun eigen zorgaanbieder te kiezen.

Achmea staat niet alleen in zijn claim. Deze zomer eisten alle zorgverzekeraars samen een extra bedrag van 122 miljoen euro. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) stelt echter dat er van het totale budget nog 42 miljoen over is.

Ook de advocaat van de staat stelde vrijdag in het kort geding dat er landelijk gezien nog genoeg geld beschikbaar is. Volgens de raadsman heeft Achmea zelfs geld onttrokken aan de regio’s Drenthe en Flevoland, waar de tekorten volgens de verzekeraar zelf het grootst zijn.

Verder verweet hij Achmea het geld voor de thuiszorg niet goed te verdelen over de verschillende regio’s waarin de verzekeraar een leidende marktpositie heeft. „Achmea trekt zich niets aan van de regels voor de verdeling”, als De Groot. Van een regeling voor schrijnende gevallen zou Achmea volgens de advocaat „een chaos” hebben gemaakt.