Frau Musica
Ze hadden een mooie middag, de ouderen van mijn Dordtse gemeente. En ik met hen. Het was donderdag jongstleden. In plaats van de gebruikelijke ouderenmiddag was er dit keer een klein uitstapje. We bleven binnen onze goede stad. Het doel was de orgelbouwwerkplaats van de gebroeders Van den Heuvel, leden van onze gemeente.
Nog een enkele maand en dan zal het door hen gebouwde 91 (!) stemmen tellende orgel worden afgebroken en verscheept, om enige tijd later te worden opgebouwd in de Deense hoofdstad Kopenhagen. Op dit moment het grootste orgel dat Nederland rijk is. En wij mochten komen luisteren en kijken. Spelen ook, zoals die 82-jarige zuster van de gemeente…Enkele weken geleden was er ter stede ook al zo’n mooie middag. Toen in de Dordtse Grote of Onze-Lieve-Vrouwekerk. Het gloednieuwe zogeheten Bachorgel werd in gebruik genomen. Een instrument dat bij zijn totstandkoming al een monument is. Model voor dit orgel stonden de instrumenten van de Middenduitse bouwer Silbermann uit de achttiende eeuw. Daarover zei Johann Sebastian Bach eens dat ze een zilveren toon en donderende bassen hebben.
Wel, dat was herkenbaar, die middag onder de Dordtse gewelven. Tijdens de ingebruikneming verwees voorzitter W. A. Kirpestein van de stichting Bach-Orgel Grote Kerk Dordrecht naar het Bijbelwoord uit 2 Kronieken 5:13. In de marge bij deze tekst schreef Bach in zijn huisbijbel: „Bey einer andächtigen Musique ist allezeit Gott mit seiner Gnaden Gegenwart.”
Goede gave
Bij deze en andere gelegenheden dank ik de Heere voor het uitnemende geschenk van de muziek. Ik acht haar als een van de bloemen die uit het onbedorven paradijs zijn overgebleven, evenals de sabbat en het huwelijk. Als de heilige God haar aan het gevallen mensdom ontnomen had, had Hij geen onrecht gedaan. Maar Hij liet haar ontfermend in stand.
Ik erken dat we om dat te ontdekken niet per se overweldigende orgelkasten met duizenden pijpen nodig hebben. Met een eenvoudige houten fluit kan het al kenbaar worden. Ik denk aan de muziek uit ”Der Fluyten Lust-hof” van de Utrechter Jacob van Eyck (ca. 1590-1657). Ook de solistische zangstem kan ontroerend mooi zijn. De laatste weken luisterde ik weer eens naar de alt Aafje Heynis, die op sublieme wijze het christelijke lied vertolkt. Deze voorbeelden kunnen met vele worden vermeerderd.
De muziek, gave van de goede God. „Alle goede gave en alle volmaakte gift is van boven, van de Vader der lichten afkomende” (Jak. 1:17). Iemand als Luther wist dat. Hij noemde Frau Musica dan ook de zuster van Frau Theologia. Beiden willen dienstbaar zijn aan Hem die hen schonk. Luther toonde zich een verbaasd mens toen hij zich realiseerde wat er allemaal te horen is. „Ik ben zo bedolven onder de kracht en de goedheid van de muziek, dat ik niet weet waar ik moet beginnen of ophouden…”
Met name de meerstemmige muziek achtte hij een wonder. „Hier kun je nu wel met verbijstering de volmaakte wijsheid van God in Zijn wonderwerk, de muziek, ondergaan, zonder het te begrijpen. Eén stem die de melodie draagt en de andere stemmen die daar wonderbaarlijk doorheen spelen, er omheen juichen en haar met de allerlieflijkste beweging versieren en om haar heen als het ware een goddelijke reidans opvoeren. Wie daar ook maar iets van ondergaat, moet wel ontdekken dat er in de hele wereld niets wonderlijkers bestaat.” Luther doelde hier ongetwijfeld op de polyfone muziek van Josquin des Prez.
Verkwikken
Luther was niet alleen een verbaasd, maar ook een gekweld mens. Hij kende de aanvechtingen van de boze. Maar juist dan ervoer hij de muziek als een godsgeschenk. Hij zou het met zijn jongere tijdgenoot Johannes Calvijn eens zijn geweest toen deze schreef: „Onder de dingen die geschikt zijn om de mens te verkwikken en hem vreugde te geven, is muziek wel het eerste of althans één van de eerste, en als een bijzondere gave van God hiervoor bestemd.”
Muziek heeft helende kracht. Luther wijst erop dat muziek in staat is te doen wat alleen het Woord kan: het hart vrolijk en rustig maken. Hij weet ervan dat de duivel, aanstichter van alle droefgeestige zorgen en gedachten, voor de stem van de muziek bijna net zo hard op de loop gaat als voor het woord van het Evangelie.
Hoe dat bij hem functioneerde, weten we uit een brief van Luther aan de neerslachtige Hieronymus Weller. „Daarom, als je treurig bent en de droefheid wil het winnen, zeg dan: Vooruit, ik moet voor mijn Heere Christus een lied spelen op het orgel. Want de Schrift leert me dat Hij graag een vrolijk lied en snarenspel hoort. Grijp maar flink in de toetsen en zing er op los, tot de boze gedachten vergaan. En komt de duivel terug en dompelt hij je in de zorg en de duistere gedachten, verweer je dan fris en zeg: Weg duivel, ik moet nu mijn Heere Christus spelen en zingen.”
Van harte wens ik dat deze ervaring, een bij uitstek christelijke ervaring, onder ons bekend blijft. Dat Frau Musica de plaats heeft die de Heere haar gegeven heeft. Namelijk naast Frau Theologia, midden in het christenleven. De psalmen leren ons dat zang en muziek klinken in het stuk der ellende. Maar temeer nog in het leven der heiligmaking. Er is ons door Gods goedheid uit de schat van de kerk der eeuwen veel overgeleverd. Waarom zouden we de vrome gezangen van Paul Gerhardt (1607-1676) en de Engelse ”good old hymns” uit de zeventiende en achttiende eeuw ongezongen laten? Vergeet ook onze eigen geliefde Psalmen op de stoere Geneefse melodieën niet.
Soli Deo gloria!
Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl.