Dat blijkt uit een onderzoek door het COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Aan het onderzoek werkten 75 gemeenten mee.Bij de gemeenten die incidenten meldden, ging het in 27 gevallen om rechtsradicalisme en in niet meer dan 8 gevallen om islamitische radicalisering.

Gemeenten blijken vooral behoefte te hebben aan handvatten om radicalisering al in een vroeg stadium te kunnen signaleren. Ook willen ze graag informatie over projecten en maatregelen op het gebied van sociale cohesie en bestrijding van polarisatie. Bovendien zouden ze geholpen zijn met richtlijnen hoe ze afspraken over de aanpak van radicalisering kunnen maken met politie en maatschappelijke instanties.

Een handvol gemeenten heeft specifiek beleid ontwikkeld om radicalisering aan te pakken, stelde de VNG vandaag in haar magazine. Onder de koplopers bevinden zich Rotterdam, Utrecht en Amsterdam. In de hoofdstad bespreekt het college volgende week een analyse van de activiteiten van de afgelopen jaren.

Tijdens het recente overleg in de Tweede Kamer over het ”Actieplan Polarisatie en Radicalisering” bleek dat mogelijk zestig tot tachtig gemeenten eigen plannen willen maken. M. Zannoni, adviseur van het COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement, juicht die belangstelling toe. Hij waarschuwt echter dat veel gemeentelijke plannen kunnen vervallen in algemeenheden. „Integratie- en antidiscriminatiebeleid worden onder de noemer van bestrijding van radicalisering geplaatst, terwijl voorbijgegaan wordt aan specifieke maatregelen.”

Volgens Zannoni moeten gemeenten zich buigen over bijvoorbeeld de betekenis van rechtsradicale symbolen, de omgang met salafistische moskeeën en over de vraag of ze moeten praten met rechtsradicale groepen.