Raadsels rond dikke muur op Vredenburg
UTRECHT - Een laatmiddeleeuws woonblok moet er ooit zijn geweest, zo veel is duidelijk uit archieven. Op het bekende plein Vredenburg in de binnenstad van Utrecht graven archeologen vanaf deze week naar resten. Spectaculair is de vondst van een 75 centimeter dikke muurrest. „Eigenlijk is dat veel te dik voor een normaal huis.”
Een bouwput lijkt het. Pal tussen het inmiddels gesloten Muziekcentrum Vredenburg en de rij winkels aan de overzijde van het plein is een met houten schotten afgezette zandvlakte. Kabels lopen er dwars doorheen. Ook een sprinklerinstallatie voor onder meer het muziekgebouw ligt midden in het werkgebied.De komende tijd is dit het terrein van drie archeologen van Baac bv uit ’s-Hertogenbosch. Ze zijn ingehuurd door de gemeente Utrecht om onderzoek te doen naar het middeleeuwse woonblok De Teerling, dat in 1532 moest wijken voor de bouw van Kasteel Vredenburg. Bij opgravingen in juni vonden archeologen al diverse aanwijzingen, waaronder funderingsmuurtjes. Het grootscheepse onderzoek is nu mogelijk omdat het plein binnenkort op de schop gaat voor de verbouwing van het Utrechtse stationsgebied. Op het Vredenburg komt onder meer een nieuw Muziekpaleis.
Uit tekeningen en ander archiefmateriaal blijkt dat in het woonblok ambachtslieden huisden, waaronder een schoenlapper, een harnasmaker en een kapper. Ook de naam van een zekere Jan de Pasteybacker is bekend. „Die maakte kennelijk pasteitjes”, constateert gemeentelijk archeoloog Annette Bakker.
Ooit moet het hier bedrijvig zijn geweest, weet ze. Het oude Utrechtse woonblok lag op een strategische plek. „Aan de ene kant, langs de Oudegracht, was in de middeleeuwen al een groot handelscentrum. Aan de kant van het spoor lag de stadspoort.”
De keermuur van de gracht die om het kasteel liep, meer in de richting van het concertcentrum, is grotendeels blootgelegd. Hij geeft de grens van het huidige werkterrein aan. De gracht van het kasteel zal waarschijnlijk volgend jaar, na de sloop van het muziekcomplex, tot op grote diepte worden uitgegraven. Op de plek van de burcht komt straks een fietsenkelder. Bakker: „Met kijkgaten, zodat mensen restanten van de muur kunnen zien.”
Op het onderzoeksterrein knielt Kim Spijker, een van de archeologen, neer bij een zwartgeblakerde bakstenen vloer van een paar vierkante meter. De laatste dagen is ruim 1,5 meter zand afgegraven. De vloer is met zijn fikse -volgens Spijker duidelijk middeleeuwse- steenformaten het eerste zichtbare teken van De Teerling, dat overigens dobbelsteen betekent. „Hier zou een woning met een haard geweest kunnen zijn”, zegt projectleider Ingrid Cleijne, wijzend op het zwarte steen. „Of een fabrieksachtige werkplaats.”
Het archeologenteam laat de tegelvloer voorlopig intact. Volgende week organiseert de gemeente rondleidingen voor belangstellenden en omdat het nooit met zekerheid is te zeggen of onder de vloer nog meer resten liggen, nemen de archeologen het zekere voor het onzekere. Nu hebben ze in elk geval iets om te laten zien.
Opvallend is de 75 centimeter dikke muur die ook is blootgelegd. Cleijne: „Zoiets verwacht je eerder bij een stadskasteel. Hij is dik genoeg voor de verdediging.” Ze vermoedt dat het woonblok op z’n minst meerdere verdiepingen moet hebben gehad. „Hopelijk vinden we nog meer aanwijzingen.”
Collega Spijker is het daarmee eens. „De muur is te dik voor zo maar een huisje.” Wie weet, ontdekken de archeologen nog iets anders dan een woonblok. „Tastbaar bewijs gaat altijd vóór wat iets volgens de boekjes zou moeten zijn.”
Meer informatie: www.utrecht.nl/stationsgebied.
Grof geld voor legen beerputten
Onsmakelijke klusjes liet keizer Karel V graag aan anderen over, toen het middeleeuwse woonblok De Teerling moest wijken voor Kasteel Vredenburg. Het legen van beerputten bijvoorbeeld.
Een dwangburcht zou Karel V bouwen. Die moest de bevolking van Utrecht en omstreken onder de duim houden. Tussen 1529 en 1532 werd het kasteel uit de grond gestampt. Ruim 1200 mensen werkten eraan mee.
Het woonblok De Teerling, waarschijnlijk uit de 12e eeuw, stond in de weg en sneuvelde in 1532. De sloop leverde vieze karweitjes op, zoals het legen van de beerputten. De keizer betaalde grof geld aan mensen die dat klusje voor hem klaarden, zo blijkt uit archiefmateriaal. Jammer voor archeologen, want beer- en waterputten leveren vaak mooie vondsten op.
Ook het klooster van de orde van het Hospitaal van Sint-Jan in Jeruzalem moest plaatsmaken voor het kasteel. Het verhuisde naar het huidige Catharijneconvent, nu een museum. Alleen een stuk fundering herinnert nog aan het oude klooster. Bij de bouw van Hoog Catharijne in de jaren zeventig is vrijwel elke rest gesneuveld.
Overigens zou ook het kasteel niet lang standhouden. Al in 1577 kwam het na een felle belegering in handen van de burgerij.