Vast betrouwen
Als wij in duisternis geraken en geen licht hebben, als over ons komt benauwdheid en verschrikking, dat wij dan nog vertrouwen op de Heere en steunen op onze God. Laten wij dan niet zo droevig zijn als de mensen die geen hoop hebben, maar dat we zeggen met Job: „Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen?” (Job 13:15).
Als de Heere er is, dan is er volheid. De hemel en de aarde, de zee, met alles wat daarin is, heeft Hij gemaakt. Hij heeft het met zijn mond gesproken dat de verwachting der ellendigen niet eeuwig zal verloren zijn (Psalm 9:19).Onze tekst moet ons echter ook dienen tot waarschuwing. Als er geen goede en geoorloofde middelen voorhanden zijn waarmee wij ons zouden kunnen helpen, dat we ons dan zullen wachten om kwade middelen ter hand nemen, om ons daarmee te helpen. De profeet gebiedt ons hier immers dat wij bovenal zullen vertrouwen op de Heere, onze God.
Met alle middelen waar een kwade kant aan zit, zullen wij onze God op het hoogst onteren. Daarmee zeggen we dat God machteloos is om te helpen. Want zie, die door kwade en ongeoorloofde middelen zichzelf zoeken te helpen, vragen aan de helse farao om hulp. Dan zal de Heere zeggen: „Opdat gijlieden al deze werken doet en ik tot u gesproken heb en gij niet gehoorzaamd heb, zo zal Ik u doen gelijk als ik aan Silo gedaan heb.”
Joos van Laren, predikant te Vlissingen (”Twee-en-vijftigh predicatiën”, 1670)