Antiheld
Sinds wanneer worden in Nederland brekers geëerd als helden? Die vraag dringt zich op na afloop van de uitvaart van de kunstenaar Jan Wolkers. Gisteren werd hij gecremeerd.
Ongetwijfeld zal hij binnenskamers door zijn vrouw en kinderen oprecht worden betreurd, maar tijdens de uitvaartplechtigheid en in vele artikelen werd hij bejubeld. Een der groten ging heen, althans zo leek het gisteren toen met speciale uitzending op radio en televisie urenlang verslag werd gedaan van Wolkers’ uitvaart. Alsof een koningskind werd uitgedragen.Wolkers kon wel wat. Hij beschikte over een geweldige taalbeheersing, had oog voor de schoonheid van de natuur en wist dat in kunstzinnige beeldende kunsten tot uit te drukken. Hij was beslist een begaafd kunstenaar.
Beslissend is echter hoe mensen hun gaven besteden. Welk doel dienen ze? Vooral als het ging om zijn schrijverschap liet Wolkers daar geen misverstand over bestaan. In zijn boeken rekende hij genadeloos af met zijn gereformeerde opvoeding en met de heersende seksuele moraal.
Het godsdienstig milieu waarin hij opgroeide ervoer Wolkers als verstikkend, kleinburgerlijk en hypocriet. In zijn boeken deed hij voortdurend pogingen om de God van zijn vaderen belachelijk te maken.
Een methode daarbij was om op allerlei onverwachte en vooral ongepaste momenten Bijbelteksten te gebruiken die volledig uit hun verband waren gerukt. Op die manier kwamen Bijbelwoorden vaak in een absurd daglicht te staan. Tegelijk was deze continue, verbeten strijd tegen de ”God der gereformeerden” het bewijs dat Wolkers nooit helemaal loskwam van zijn gereformeerde opvoeding.
Ingrijpend en onthutsend was ook de manier waarop Wolkers eind jaren zestig de seksuele revolutie literair begeleidde en stimuleerde. Met name zijn boek ”Turks Fruit” uit 1969 was een vat vol schunnigheden waarmee hij alle taboes wilde doorbreken.
Wolkers wilde duidelijk maken dat seksualiteit niet beschouwd behoeft te worden als het schone geheim van het huwelijk, maar dat het iets was waar ieder ongeremd en met volle teugen van kon genieten, zonder rekening te houden met normen en conventies.
Ook al kreeg Wolkers vanuit kunstenaarskringen veel positieve kritiek, het boek blijft nog altijd het best te omschrijven als ”literaire pornografie”. Mede doordat regisseur Paul Verhoeven het in boek in 1974 verfilmde, heeft vooral dit werk van Wolkers de doorbraak naar platvloersheid teweeggebracht.
Wolkers was geen bouwer, maar een breker. Hij was een icoon van de beweging uit de jaren zestig die welbewust korte metten wilde maken met de christelijke elementen in onze samenleving. Het erfgoed dat hij heeft nagelaten is een ruïne van bandeloosheid, goddeloosheid en normloosheid. Als zo’n man een bijna koninklijke uitvaart krijgt, en daarbij door minister Plasterk, als vertegenwoordiger van het volk, zonder enige distantie wordt gelauwerd, zegt dat veel over het verval van beschaving.
Het is terecht dat er in orthodox-christelijke kring veel afkeer bestond tegen het werk van Wolters. Tegelijk stelde zijn oeuvre wel vragen aan diezelfde groep. Waarom nam Wolkers afscheid van zijn gereformeerde opvoeding? Hoe kwam het dat in de jaren zestig de seksuele moraal zo gemakkelijk werd losgelaten?
De vrijdag gestorven schrijver houdt wel een spiegel voor. Wie daarin kijkt, ziet ook dat orthodoxe christenen te gemakkelijk dachten dat ze alles wel goed voor elkaar hadden en veilig in hun eigen wereld zaten. Dat is een misvatting gebleken. Als die ervaring nu niet aanzet tot grondige bezinning op de houdbaarheid van eigen waarden en normen, liggen er kansen voor een nieuwe Wolkers. Met -opnieuw- desastreuze gevolgen.