Ondanks de zorgen zijn ouders tevreden over de kwaliteit van het onderwijs. Het voortgezet onderwijs krijgt gemiddeld een 7,4.Dat blijkt uit de Onderwijsmeter 2007, die minister Plasterk van Onderwijs dinsdag naar de Tweede Kamer stuurde. Het ministerie peilt jaarlijks de mening van ouders met schoolgaande kinderen en Nederlanders over het onderwijs.

Ouders met schoolgaande kinderen zijn tevredener over het basisonderwijs dan over het voortgezet onderwijs. Zij geven de basisscholen gemiddeld een 7,8. Leraren in het basisonderwijs krijgen zelfs een 7,9. Onderwijsgevenden in het voortgezet onderwijs moeten het doen met een 7,1. De waardering van ouders met schoolgaande kinderen voor het onderwijs bleef in de afgelopen jaren stabiel.

Opvallend is dat ouders zonder schoolgaande kinderen kritischer zijn over de kwaliteit van het onderwijs. De cijfers schommelen rond de 6. Het vmbo scoort het laagst en moet het met een 5,8 doen. Het is voor het eerst dat de waardering onder de 6 komt.

Uit de onderwijsmeter blijkt dat 95 procent van de ouders merkt dat zijn kind in het voortgezet onderwijs te maken heeft met lesuitval. Bijna de helft van de vaders en moeders ziet ten minste één keer per week lesuitval. Volgens 28 procent van de ouders zorgt de school voor passende vervanging. Een kwart van de ouders zegt dat het naar huis sturen van de leerlingen de meest gekozen oplossing is bij lesuitval.

Verder noemen ouders het lerarentekort en de kwaliteit van leraren als grote zorgpunten. Als belangrijkste maatregel om het lerarentekort tegen te gaan, noemen de ouders het bieden van meer carrièreperspectief.

Minister Plasterk van Onderwijs deelt de zorgen van de ouders. „De uitkomsten van de onderwijsmeter sterken mij in de gedachte dat de prioriteiten die wij de komende vier jaar willen gaan uitwerken om het kwaliteit van het onderwijs over de gehele linie te verbeteren, naadloos aansluiten bij de zorgen die de ouders hebben uitgesproken.”