De leegte van het modernisme
Titel: ”Schermen in de schemering. Vijf opstellen over modernisme en orthodoxie”
Auteur: C. M. van Driel
Uitgeverij: Verloren, Hilversum, 2007
ISBN 978 90 6550 970 3
Pagina’s: 288
Prijs: € 27,-.
De term ’moderne theologie’ zal bij velen wellicht voor een schrikreactie zorgen. Hebben we het dan niet over een theologie die grote delen van de kerk afbrak door de Bijbel op de snijtafel te leggen? In de bundel ”Schermen in de schemering” beschrijft dr. C. M. van Driel een interessante periode uit de geschiedenis van het modernisme in Nederland. Lezing van het boek bracht tot een verdrietige conclusie: Welke ontwikkelingen het modernisme ook doormaakte, de innerlijke leegte ervan blijft afstoten. Van Driel is een echte doctor. Nadat hij in 2005 met zijn proefschrift een bewijs van wetenschappelijke bekwaamheid het licht deed zien, stopte hij niet met publiceren, zoals wel eens gebeurt. Binnen twee jaar verscheen van hem een bundel opstellen waarin hij voortborduurt op een aantal thema’s uit zijn dissertatie.
De opstellen hebben alle een relatie met de theologische faculteit van de Universiteit Leiden. Zo tegen het midden van de negentiende eeuw was deze faculteit een bolwerk van vrijzinnige theologie. De theologie moest zich, althans volgens de hoogleraren, onafhankelijk van het kerkelijke gezag kunnen ontplooien. Ook het uitgangspunt dat de Bijbel onvoorwaardelijk gezag heeft, werd verre van zich geworpen. Zo kon het gebeuren dat het vak dogmatiek buiten de faculteit godgeleerdheid werd gezet en voortaan werd uitbesteed aan kerkelijke hoogleraren. Binnen de faculteit werd het vak dogmatiek min of meer vervangen door godsdienstwijsbegeerte.
Andere kleur
Drie eeuwen na de stichting van de Leidse academie -bedoeld om de jonge kerken van de Reformatie te voorzien van godvrezende en grondig onderlegde predikanten- had de theologie er een heel andere kleur gekregen. Van Driel schrijft samenvattend: „De christelijke traditie ging op de schop.” In feite is dat een diepingrijpende en trieste constatering waaraan we soms gemakkelijk voorbijgaan, „omdat het nu eenmaal zo is.” De faculteit -let wel- godgeleerdheid hielp mee aan de ontmanteling van het Schriftgezag. En dat terwijl de geschiedenis ruimschoots bewijst dat de moderne theologie geen toekomst heeft en dat de nazaten van haar aanhangers vrijwel allen verdwijnen in totale onkerkelijkheid.
Het is ook te begrijpen dat er aan de vrijzinnige theologische faculteit voortdurend klachten klonken dat het onderwijs niet aansloot bij het predikantschap, zo lezen we in Van Driels boek. Een student merkte fijnzinnig op dat de hoogleraren alles wisten te vertellen over de oorsprong van het BijbelboekPsalmen, maar dat aan de inhoud van de Psalmen nauwelijks aandacht werd geschonken. Niet snel zal ik in dit verband een opmerking vergeten die een Leidse hoogleraar me vele tientallen jaren later toevoegde. Aan het begin staande van een oudtestamentisch onderzoek raadde prof. dr. A. van de Beek me aan om allerlei wetenschappelijke theorieën over de Bijbel voorlopig maar naast me neer te leggen. Pak je Bijbel en laat het Hebreeuws maar eens goed tot je doordringen, zei hij. Hij voegde eraan toe: Voorlopig zul je daar je handen ook wel aan vol hebben. Ik ben hem nog erkentelijk voor zijn raad en zou die graag doorgeven aan alle Bijbelwetenschappers in ons land.
Getouwtrek
In het eerste opstel laat Van Driel iets proeven van het voortdurende getouwtrek rond hoogleraarsbenoemingen in Leiden. Alle betrokken partijen, zoals de faculteit zelf, het ministerie van Onderwijs en de kerk, hadden zo hun belangen. Deze belangen lagen soms in elkaars verlengde, soms stonden ze haaks op elkaar.
Van Driel tekent in het boek verder een interessante ontwikkeling binnen het modernisme. In de negentiende eeuw brak het besef door dat het proces van schrappen en scheuren in de Bijbel een tragisch einde heeft. Het is als met het afpellen van een ui; als het laatste schilletje wordt weggehaald, is er niets over.
Binnen het modernisme kwam een stroming op die het christelijke geloof weer voluit wilde aanvaarden. Na een grondige afbraak zocht dit zogeheten rechts-modernisme weer aansluiting bij het klassieke kerkelijke dogma. Toch moeten we ons hier ook weer niet te veel van voorstellen. Zaken zoals het eeuwige Zoonschap van Christus, de verzoening door voldoening en de lichamelijke opstanding van Christus werden ook door rechts-modernen niet overgenomen. Bij de kern van het Godsgetuigenis bleef zo een diepe kloof bestaan.
Onbevredigend gevoel
De studie van Van Driel ontsluit op een nauwkeurige wijze een wat onbekende periode in de Nederlandse theologiebeoefening. Als zodanig is het winst dat het boek is verschenen. Toch bleef ik met een wat onbevredigend gevoel zitten. De innerlijke leegte die vanuit het modernisme op je afkomt, doet de vraag rijzen of een intensieve bestudering ervan toegevoegde waarde heeft. Het is in dit verband veelzeggend dat De Waarheidsvriend, het orgaan van de Gereformeerde Bond in de toenmalige Nederlandse Hervormde Kerk, nauwelijks op de ontwikkelingen in de vrijzinnige kring inging. De redactie zag er blijkbaar geen brood in.
Nooit mogen we vanuit de hoogte neerkijken op de theologie van anderen. Maar er zijn nu eenmaal theologische stromingen die een zo uitgehold christelijk geloof presenteren dat bestudering ervan vermoeiing des vleses is. Dan blijft over het bekende schip op het strand als een baken in zee.