Cultuur & boeken

Oude schrijvers voor het voetlicht

Titel: ”Het blijvende Woord deel 3. Vijftig levens van oudvaders”
Auteur: dr. J. Exalto e.a.
Uitgeverij: Gereformeerde Bijbelstichting, Leerdam, 2007
ISBN 978 90 72186 508
Pagina’s: 237
Prijs: € 29,50.

Drs. A. Ros
24 October 2007 08:33Gewijzigd op 14 November 2020 05:12

De Gereformeerde Bijbelstichting verwezenlijkt haar doelstelling niet alleen door het uitgeven van zuivere edities van de Statenvertaling. Ook het publiceren van achtergrondinformatie over degenen die Gods Woord in vroeger eeuwen hebben uitgedragen, behoort tot de activiteiten. Zo verscheen een derde deel met beschrijvingen van het leven en werk van gereformeerde oude schrijvers uit de zeventiende en de achttiende eeuw. De formule van ”Het blijvende Woord” is aantrekkelijk. Elke beschrijving opent met een fraaie kleurenfoto van een kerkgebouw waar de besproken predikant het Woord bediend heeft. Van die kerk wordt in een kadertekst beknopt historische informatie vermeld. In een aantal van die kerken wordt de gereformeerde prediking nog gehoord, maar er zijn ook gebouwen die niet of nauwelijks meer dienstdoen als kerk. Tekenend is de toelichting bij de Broerekerk te Bolsward. In 1970 werd er de laatste kerkdienst gehouden. In 1980 veranderde het gebouw door een brand in een ruïne. De geconserveerde restanten wijzen op de vergankelijkheid van alle dingen: „Uiteindelijk zal van alle kerkgebouwen, hoe fraai ook gebouwd, niet één steen op de andere blijven.”

Tegelijk is het als een waarschuwing te zien dat in plaatsen waar getrouwe dienstknechten gearbeid hebben, het aangekondigde oordeel van mannen als Fruytier en Van der Groe vervuld lijkt en waarheid en godvrucht geweken zijn. Dat geldt niet alleen voor verschillende grote steden, maar ook in vele plaatsen in Noord-Holland en de noordelijke provincies. Wat weet men in het Noord-Hollandse Watergang nog van Jan Jacob Brahé, de schrijver van ”Ethans onderwyzinge” (1765), of in Koog aan de Zaan van Daniël le Roy? Zo zal in het Friese Oudega de naam van Frederik van Houten weinig of niets meer zeggen en in het Groningse Zeerijp is van Johan Verschuir weinig terug te vinden, ook al is zijn hoofdwerk ”Waarheit in het binnenste” nog in een nieuwe uitgave verkrijgbaar. In veel plaatsen is de zuivere leer van Gods Woord totaal onbekend geworden.

Daarom is het een goede gedachte de herinnering aan leven en werk van de oude schrijvers levend te houden. In het voorwoord op de nieuwe GBS-uitgave schrijft ds. P. Blok als stichtingsvoorzitter: „Een kerk die haar geschiedenis niet meer kent, vergeet haar planting en daarmee de daden van God.” Daarom is het nodig „de nagelaten geschriften van Gods dienstknechten te onderzoeken en de rijke genadelessen te toetsen aan de vele wind van leer” opdat „Gods eer moge klimmen uit het stof.”

Vijftig oudvaders
Aangezien in de eerste delen van de serie de bekende oudvaders al aan de orde gekomen zijn, bevat het derde deel vooral beschrijvingen van onbekendere vroegere predikanten. Wie enigszins thuis is in de oude schrijvers, kan mooie achtergrondinformatie vinden over Balthasar Lydius uit Dordrecht, die als plaatselijk predikant in 1618 de beroemde synode opende, over de voetiaan Simon Jodocus Krüger, die als proponent het werk van de zieke Van Lodenstein in Utrecht waarnam, en over de geliefde ernstige coccejaanse prediker Frederik van Houten, wiens preken nog wel in de leesdienst te beluisteren zijn.

Van vijftig oudvaders worden de bekende levensbijzonderheden vermeld, alsmede iets over de door hen nagelaten werken. Zo schreef Theod. Bymholt enkele preken over „de roepende stem des Heeren” naar aanleiding van aard- en zeebevingen omstreeks 1755 die in Nederland werden waargenomen. Ook is te lezen dat de nagelaten catechismuspreken van Hermannus Ferree werden uitgegeven door zijn vriend Brinkman, waardoor deze ten onrechte op beider namen gesteld zijn. De oudvader Hermes Celosse maakte een psalmberijming waarvan nog één regel in de kerk gezongen wordt: „Den morgen; ach, wanneer?” Ook Mattheus Gargon, bekend door zijn catechismusverklaring, maakte psalmberijmingen.

Opvallend is dat een aantal zeer onbekende oude schrijvers in het boek voor het voetlicht komen. Zo is daar niet alleen de op 23-jarige leeftijd overleden predikant van Barendrecht Johannes de Carpentier, die zeven preken naliet, maar zijn er ook namen van dominees die slechts met een enkel werkje genoemd worden in ”De schatkamer” van ds. Van der Haar, zoals: Gaveel, Wiarda, De Pape, Panneel, Lautenbach, Blancksteyn en Nathanael de Pape. Van de laatste wordt vermeld dat hij na een zware ziekte zijn boekje opdroeg aan God Zelf.

Stichtelijk
De kwaliteit van de bijdragen aan ”Het blijvende Woord” is verschillend. Voor het biografisch gedeelte van sommige artikelen is duidelijk speurwerk in archieven verricht. In andere wordt vooral de boodschap van de schrijver met citaten toegelicht, maar er zijn ook bijdragen waarin meer ”gemediteerd” wordt naar aanleiding van de titels van de desbetreffende auteur, zonder dat inhoudelijk op diens geschriften wordt ingegaan. Dat is bijvoorbeeld ook het geval in het artikel over Anthonie van Hardeveldt te Wijk bij Heusden, van wie verschillende boeken ook in kopie beschikbaar zijn.

Er wordt bijvoorbeeld gesproken over lessen tijdens ziekte, maar niets over hetgeen Van Hardeveldt zelf daarover schreef. In hetzelfde opstel worden opmerkingen gemaakt over een 92-jarige predikant uit de laatste tijd en over het gegeven dat er in de tijd van de oudvaders geen telefoon bestond (blz. 86). Dergelijke anachronistische opmerkingen vallen ook over Urker vissers (blz. 133), de invoering van de burgerlijke stand (blz. 113) en het verval in tegenwoordige kerkverbanden (blz. 83). Hoe aangrijpend ook, een verhandeling over slinkende stadsgemeenten in onze tijd (blz. 42), de kerkverlating en de trek naar de randgemeenten (blz. 29) past niet in de levensschets van de Rotterdamse predikant Johannes Boskoop of die van de Dordtse dominee Petrus Brouwer.

Kennelijk past het in de formule van het boek dat -zonder daarbij de oudvaders zelf te citeren- uitstapjes gemaakt worden over onderwerpen zoals gaven in de prediking (blz. 42), de geestelijke strijd (blz. 43), allegoriserende prediking (blz. 82), de verhouding tussen kerk en staat (blz. 114) en de waarde van een ontdekkende prediking (blz. 115). Zulke passages kunnen weliswaar stichtelijk zijn, maar ze hebben niet of nauwelijks verband met het werk van de besproken auteurs.

Zo zou men ook wat kritischer kunnen kijken naar het evenwicht in de geboden stof. Het artikel over Justus Muntendam uit Rotterdam gaat voor meer dan de helft over Johannes Eswijler, zonder dat duidelijk wordt dat Muntendam niet eens een voorstander van Eswijlers boekje was, maar dat het juist zijn vader Johannes Muntendam was die een halve eeuw eerder in Noord-Holland bevriend was geweest met de Hoornse weeshuisvader. De illustratie bij het artikel betreft vervolgens een werk van Le Roy waarover verder geen informatie wordt verstrekt.

Waardering
De uitvoering van het boek en de doelstelling van de serie ”Het blijvende Woord” verdienen alle lof, evenals de meeste bijdragen. Een deskundige eindredactie zou sommige opstellen echter meer kwaliteit hebben kunnen bieden. Niet alleen voor geïnteresseerde lezers, maar ook voor jongeren die voor werkstukken behoefte hebben aan goede informatie over de oude schrijvers.

Elk artikel zou besloten kunnen worden met een opmerking (blz. 87) die in feite in de inleiding thuis hoort, maar die de moeite van het overdenken waard is: „Laten we bij alle waardering van wat de Heere nu nog schenkt, toch nooit de geschriften van onze oudvaders vergeten! En ze dan niet alleen prijzen, maar ze biddend lezen, en de kostelijke lessen die daarin vervat zijn, evenzeer biddend in praktijk brengen. We kunnen onze oudvaders, Gods werk in en door hen, niet beter eren.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer