Armoedeprobleem India niet verminderd
Ketenverantwoordelijkheid door Nederlandse bedrijven is nog niet vanzelfsprekend. Het staatsbezoek aan India is daarom een perfecte gelegenheid voor alle betrokken partijen -Nederlandse en Indiase bedrijven én overheden- om afspraken te maken hoe die verantwoordelijk in praktijk zal worden gebracht, stelt Gerard Oonk.
Tijdens het staatsbezoek aan India van morgen tot en met zaterdag zullen koningin Beatrix, prins Willem-Alexander en prinses Máxima ongetwijfeld onder de indruk raken van dit fascinerende land. India heeft een enorme economische dynamiek ontwikkeld en er is in relatief korte tijd een welvarende middenklasse van een kwart miljard mensen ontstaan.De organisaties op het gebied van milieu, waterbeheer en microkrediet die zij bezoeken, zijn slechts een greep uit India’s vele succesvolle ontwikkelingsorganisaties. Toch is het beeld van India als land waarmee het in alle opzichten de goede kant opgaat zeer onvolledig. Nog steeds is bijna de helft van de kinderen onder de drie jaar ondervoed en leeft de meerderheid van de bevolking in grote armoede.
Toenemende kloof
Bij een opinieonderzoek onder de Indiase bevolking zei 45 procent onlangs dat India’s groei van de afgelopen tien jaar hun gezinssituatie niet heeft verbeterd. Ook de ”Beleidsnotitie India” van de Nederlandse regering noemt de toenemende kloof tussen arm en rijk.
Dat India zijn armoedeprobleem nog niet heeft opgelost, is gezien de enorme omvang begrijpelijk. Wat meer zorgen baart is dat 500 miljoen armen geen verbetering zien. Onder hen zijn veel dalits (kastelozen) en adivasi (tribalen) -samen een kwart van de bevolking van ruim een miljard.
Een staatsbezoek is er, juist voor bevriende democratieën als India en Nederland, ook voor om uit te spreken wat zorgen baart en verandering behoeft. Zo zijn de ruim 160 miljoen Indiase dalits het slachtoffer van systematische discriminatie, vernedering en uitbuiting. Schokkend is vooral dat de Indiase regering -volgens rapporten van haar eigen mensenrechtencommissie en van de Verenigde Naties- ernstig tekortschiet bij het beschermen van de rechten van de ”onaanraakbaren”.
De vele geweldsmisdaden tegen dalits, waaronder veelvuldig seksueel geweld tegen dalitvrouwen, worden nauwelijks bestraft. Op openbare scholen zitten in bijna 40 procent van de dorpen dalitkinderen apart bij de lunch. Een derde van de gezondheidswerkers van de overheid gaat het huis van een dalit niet binnen. In een kwart van de dorpen komt een dalit het politiebureau zelfs niet in.
Dorpsput
Bij zijn gesprekken over water zou prins Willem-Alexander kunnen vragen of ook dalits dezelfde toegang hebben tot de gezamenlijke dorpsput; in de helft van de dorpen is dat namelijk niet het geval. Bij krediet ligt voor Máxima eenzelfde taak: voor dalits is het veel moeilijker om krediet te krijgen. De Nederlandse handelsdelegatie kan informeren wat zij tegen discriminatie van dalits op de arbeidsmarkt kan doen. De koningin en de ministers hebben tevens tal van mogelijkheden het onderwerp te bespreken.
Kinderarbeid en gebrekkig onderwijs in India vormen een tweede thema dat op de agenda van het staatsbezoek hoort. Alle fracties in de Tweede Kamer hebben dat onlangs gevraagd. De Kamer verwees naar rapporten van de Landelijke India Werkgroep waaruit bleek dat ruim 400.000 kinderen -meestal meisjes- in India slavernijachtige arbeid verrichten voor onze katoenproducten.
Volgens de volkstelling uit 2001 gaan 87 miljoen kinderen niet naar school. Onafhankelijke schattingen spreken van 60 tot 100 miljoen werkende kinderen. Ze zijn meestal wel op school ingeschreven, maar verdwijnen na enkele jaren of komen onregelmatig. Oorzaken zijn onder meer: slecht onderwijs, discriminatie van dalitkinderen, een voor ongeletterde ouders onbegrijpelijke schoolbureaucratie, werving door werkgevers van (goedkope) kinderen in plaats van hun ouders, een onverschillige middenklasse die ándermans kinderen voor zich laat werken en lakse uitvoering van wetten.
Toch laten Indiase organisaties zoals de MV Foundation ook zien dat het, met een goede aanpak, wel degelijk mogelijk is om honderdduizenden kinderen van arme ouders in het gewone dagonderwijs te krijgen en hun daardoor een betere toekomst te bieden.
Een derde belangrijke kwestie is de positie van de ruim 400 miljoen mensen -negen van de tien werkenden- die het zonder bescherming van arbeidswetten moeten stellen. Het gaat om loonarbeiders en kleine zelfstandigen. Zij verdienen gemiddeld 50 cent tot een euro per dag, bijna altijd minder dan het officiële minimumloon. Vrouwen krijgen voor hetzelfde werk 30 procent minder dan mannen.
Dalits zijn sterk oververtegenwoordigd in het slechtst betaalde en meest mensonwaardige werk. Deze ”rechteloze arbeiders” zijn direct verbonden met de ’uitbestedingsketen’ van veel Nederlandse bedrijven.
Verantwoord ondernemen in India is dus allereerst werknemers in de keten menswaardig werk bieden: een leefbaar loon, een gezonde werkplek, afwezigheid van discriminatie, de vrijheid om lid te worden van een vakbond, geen dwangarbeid én een arbeidscontract.
Verantwoordelijkheid
Sommige bedrijven zijn daar actief mee bezig, maar ketenverantwoordelijkheid door Nederlandse bedrijven is nog niet vanzelfsprekend. Het staatsbezoek aan India is daarom een perfecte gelegenheid voor alle betrokken partijen -Nederlandse en Indiase bedrijven én overheden- om afte spreken hoe die verantwoordelijk in de praktijk zal worden gebracht.
Sinds ruim vier jaar wordt medewerkers van de Landelijke India Werkgroep -overigens niet als enige organisatie- door de regering in India een visum geweigerd. Ook zijn wij, samen met de Schone Kleren Kampagne en onze internetproviders, voor de rechtbank in Bangalore gedaagd vanwege „smadelijke publicaties” over de arbeidsomstandigheden bij het Indiase kledingbedrijf FFI, dat aan G-Star levert. De lokale organisaties waarmee wij samenwerken kregen al in juni 2006 een spreekverbod door de Indiase rechter opgelegd.
Als deze problemen niet worden opgelost, wordt het voor het grote aantal Nederlandse maatschappelijke organisaties dat in India actief is steeds moeilijker hun werk te doen. Dat is onaanvaardbaar in de relatie met een bevriend land als India. Alle reden om dit probleem tijdens het komende staatsbezoek stevig aan de orde te stellen.
De auteur is directeur van de Landelijke India Werkgroep.