Zuilvorming begon toen Nederland nog gedoopte natie was
Zuilvorming heeft een winstrekening, maar ook een verliesrekening, stelt dr. ir. J. van der Graaf. Hij reageert op drs. A. A. van der Schans (RD 16-10), met wie hij weinig verschil van inzicht constateert.
Prima natuurlijk dat broeder Van der Schans enkele historische nuances aanbracht bij mijn artikel over de zuil in het RD van 10-10. Daar is hij (erkend) historicus voor. Nochtans was zijn betoog naar mijn oordeel meer aanvullend dan corrigerend. Het liet de zaak waarom het mij ging onverlet. De kop van zijn bijdrage zou helaas de suggestie kunnen wekken dat ook ik wil „mopperen over de zuil.” Van der Schans geeft echter duidelijk aan niet met mij van mening te verschillen als het gaat om een mentaliteit achter of in de zuil, met gevolgen voor de invloed in de samenleving. Ik doe nog een poging tot nadere verheldering.Gereformeerden
Men kan er natuurlijk over twisten of nooit meer dan 10 procent of nooit meer dan 40 procent van ons volk echt gereformeerd was. Menigmaal tekende ik uit de mond of uit geschriften van drs. K. Exalto (en anderen) het eerste op. Maar ook al hebben andere historici gelijk met een hoger percentage, altijd is het gereformeerde deel een minderheid geweest. En dan bedoelde ik te zeggen: nochtans een niet-georganiseerde minderheid. Wanneer Van der Schans, met S. Groenveld, aangeeft dat ook de Republiek al verzuild was, dan was dat toch een ander soort verzuiling dan die welke intrad met de organisatie- en partijvorming halverwege de negentiende eeuw.
De kuyperiaanse verzuiling begon overigens toen ons volk nog steeds een gedoopte natie was en J. A. Wormser nog kon zeggen „leer het volk zijn doop verstaan en het is gered.” Nochtans positioneerde zich de gereformeerde zuil terzijde van liberalen en (min of meer) vrijzinnigen, die grosso modo waren beïnvloed door de geest van de verlichting. Ze begon (veelzeggend!) toen de nationale kerk in brokstukken uiteen was gevallen.
Met de organisatorische afsnoering van de gereformeerde minderheid werd de rest van het volk aan ”de heidenen” (let op de aanhalingstekens die ik gebruikte), ofwel aan de verlichten overgeleverd.
Verliesrekening
Mopperen over de zuil past ons niet als we bedenken welk een zegenrijke, want bewarende invloed er van de christelijke school, en daaraan ondergeschikt van confessionele organisaties is uitgegaan. Blijft echter staan het feit dat er een verdere ontkerstening c.q. secularisering van de openbare school maar ook van andere publieke organen is uitgegaan, omdat gereformeerde krachten zich louter of vooral binnen de zuil gingen ontplooien. En toen stortte de zuil zelf door verkalking ineen. Vandaar mijn voorzichtige vraag of de zuilvorming de secularisatie soms ook zou kunnen hebben verstérkt. Er is een winstrekening, maar ook een verliesrekening.
Vervolgens kwam er opnieuw een afsnoering, in nieuwe, verder versmalde zuilvorming. De tijd zal leren hoe hier de verlies- en winstrekening zal zijn. Wat zal de invloed ervan nog zijn op de samenleving?
Op het punt van de geestelijke invloed ligt er dunkt me geen millimeter verschil tussen Van der Schans en mij. Ook zuilen zijn niet tegen de tijdgeest bestand, als het volk dat de zuilen heeft betrokken aan geestelijk verval lijdt. Dat verval kan liggen in geestelijke vervlakking; het is er ook als we ons slechts met de wet op de been houden, terwijl de geestelijke navolging van Christus ontbreekt. Het bederf van het beste is nog altijd het slechtste. Dat heeft de ontwikkeling van de negentiende-eeuwse zuil ook laten zien.
De auteur is oud-algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond.