Niet alleen medicijnen, ook het Evangelie
Gerda Klaver is verpleegkundige in Guinee-Bissau, en werkt voor de stichting Kinderhulp Mondiaal (Kimon).
Naam: Gerda KlaverGeboren: 27 november 1972
Werkt voor: Kimon
Standplaats: Voje (Guinee-Bissau)
Sinds: Augustus 2003
Wat voor werk doe je precies?
„Ik ben verpleegkundige. ’s Morgens geef ik consulten. ’s Middags doe ik huisbezoeken, waarbij ik ook probeer het Evangelie door te geven. Verder geef ik voorlichting aan gezondheidswerkers en jongeren. ’s Avonds is er Bijbelstudie en ’s zondags leid ik de zondagsschool.”
Waarom doe je dit werk?
„Van jongs af aan wil ik al zendingsverpleegkundige worden. Ik heb hbo-v gedaan en later cursussen ontwikkelingswerk en kinderevangelisatie gevolgd. Ik wilde graag iets met deze kennis doen en bad God wat ik moest doen toen mijn oog viel op een advertentie van Kimon. Het paste precies bij mij: het werk was een combinatie van kinderevangelisatie en verpleegkunde. Een paar maanden ervoor, in oktober, was ik nog op de Wegwijsbeurs geweest en hadden mensen van Kimon geprobeerd me lid te maken. Ik zei: „Nee, ik heb al genoeg blaadjes.””
Op welk punt zie je vooruitgang?
„In de cultuur van deze bevolking zit zo veel angst voor geesten en voor ziekte. Maar dat verandert, heel langzaam. De ene keer komen mensen tot geloof en de andere keer vallen ze weer af. Het blijft een strijd met het geloof.”
Hoogtepunt?
„Als ik zie dat kinderen niet langer naar de toverdokter gaan maar medicijnen nemen of naar het ziekenhuis gaan. Vooral: dat ze ervoor kiezen hun vertrouwen op de Heere Jezus te stellen.”
Teleurstelling?
„Er is een gezin met drie jongens, van wie er twee gedoopt zijn. De oudste hoort besneden te worden. Het hele dorp had het erover dat de oudste van deze jongens naar de ”fanadu” (mannenbesnijdenis) zou gaan. Toen heb ik hem uitgelegd dat hij niet moest gaan, omdat de ceremonieën die met een besnijdenis gepaard gaan niet Bijbels zijn. Hij zei dat hij niet ging, maar hij is toch gegaan. De tweede jongen ging niet, toen was ik wel heel blij. Maar de derde jongen ging wel. Ik heb gehuild - en ik huil niet snel, hoor. Ik vond het zo erg. Hij zat op catechisatie om zich te laten dopen.”
Ben je kerkelijk betrokken?
„Zeven dagen in de week bij kerken in de omgeving van ons dorp Voje.”
Speelt geloof een rol om daar te gaan werken?
„Ik probeer ’alles’ wat ik doe aan God voor te leggen: „Wat wilt U dat ik doen zal?””
Waar verwonder je je over?
„Over het inzicht dat mensen krijgen, waardoor ze hun oude gebruiken vervangen door christelijke tradities. Guinee-Bissau kent het gebruik om voor zieke vrienden rijst te offeren aan de boze geest om die te vriend te houden. Een vrouw die christen is, vertelde mij dat ze tegen een zieke vriendin had gezegd: „Ik kan geen rijst voor je offeren, maar ik kan wel voor je bidden.” Dat voorval heeft me de ogen geopend. Het gaat niet alleen om medicijnen geven, het gaat er ook om te getuigen dat de Heere Jezus alle macht heeft en alles volbracht heeft, zodat wij niet één offer of ceremonie daaraan hoeven toe te voegen.”
Wat vind je moeilijk in het contact met de bevolking?
„Dat ik me sommige gebruiken niet goed kan indenken. Mensen komen pas naar de medische post wanneer de kinderen al heel ziek zijn. Ze zijn eerst naar de toverdokters geweest. Zo komen ze met een doodziek kind bij mij, waardoor ik soms niets meer kan doen. Ik stuur hen door naar het ziekenhuis, maar vaak gaan de ouders dan naar een toverdokter in een ander dorp. Uiteindelijk sterft het kind. Daar kan ik soms zo boos en ook verdrietig over zijn.”
Wat ervaar je als gemakkelijk?
„Vaak staan de mensen wel open voor het Evangelie. Er is een breed levend godsbesef. Ouderen zeggen tegelijkertijd echter dat het niet meer voor hen is, maar meer voor de jongeren.”
Mis je Nederland?
„Vrijwel nooit. Eventjes toen bijvoorbeeld mijn schoonzus een kindje kreeg. Bij de hoogte- en dieptepunten van mijn familieleden zou ik even om de hoek willen kijken.”
Zin om terug te gaan?
„Naar Guinee-Bissau: ja! Ik kijk het meest uit naar het weerzien met de mensen die ik heb achtergelaten.”
Redactie: Frederike Hessing