„Geloof in wetenschap nog vaak taboe”
DELFT - Zijn wetenschappers gevoeliger voor geloof? Dr. ir. Gijsbert Korevaar: „Ik zou willen dat het waar was. In Amerika worden verschillende initiatieven ontplooid op dit terrein. Ik zie helaas in Nederland nog geen enkele positieve ontwikkeling”, zegt de nieuwe voorzitter van het Instituut voor Cultuurethiek (ICE).
”Rare jongens, die christenen”, staat te lezen op het spandoek bij de ingang van de natuurkundige faculteit. De slogan wil reclame maken voor het christelijke studentenwerk onder de naam Student Alpha Delft.Vallen christenen uit de toon op de campus van Technische Universiteit Delft? Nee, zegt dr. Korevaar, opleidingscoördinator ”industrial ecology” binnen de faculteit technische natuurwetenschappen. Hij maakt in Delft deel uit van een kring van ruim dertig christenwetenschappers. „Het zijn mensen die Bijbelgetrouw willen zijn en eens per maand bij elkaar komen om bijvoorbeeld een boek te bespreken.”
Ontstaan ICE
Het ICE is in 1995 opgericht door de Stichting voor Reformatorische Wijsbegeerte, het Prof. dr. G. A. Lindeboom Instituut en de Evangelische Hogeschool. Het initiatief kwam van prof. dr. ir. E. Schuurman, die samen met prof. dr. ir. H. van Riessen (overleden in 2000) een belangrijke impuls gaf aan de filosofische bezinning op de techniek vanuit christelijk perspectief. Het ICE is verbreed tot een wetenschappelijk instituut dat onderzoek verricht naar „de normatieve aspecten in de moderne westerse cultuur.”
Korevaar: „Ethiek is de wetenschap van het handelen, waarbij de vraag opkomt: hoe moet je als christenwetenschapper staan in de moderne cultuur en hoe moet je omgaan met nieuwe ontwikkelingen, met name binnen de technologie? De thematiek van Schuurman en Van Riessen is verbreed tot een omvangrijk scala van onderwerpen, zoals nieuwe media, de belevingscultuur, verantwoord maatschappelijk ondernemen, christelijke organisaties en vragen van duurzaamheid en milieu.”
Het ICE zich richt op alle wetenschappers en instellingen in Nederland die voluit Bijbelgetrouw willen zijn. Het instituut heeft geen vaste opdrachtgever, maar is afhankelijk van inkomsten verkregen uit projectsubsidies, sponsorgelden en onderzoek in opdracht.
„De breedte van onderwerpen wordt aangereikt vanuit christelijke kring. Daarom is er een groeiend contact met instellingen en verenigingen, omdat we er willen zijn ten dienste van hen door het doen van gedegen wetenschappelijk onderzoek.”
Na een financieel moeilijke periode, waarin diverse ontslagen moesten vallen, heeft het ICE een redelijk goed jaar achter de rug. De vaste staf wordt gevormd door directeur dr. ir. Jan van der Stoep (0,6 fte). Het onderzoek wordt in projecten uitgevoerd waarvoor op contractbasis wetenschappers worden aangetrokken.
Netwerk
De kracht van het ICE ligt volgens Korevaar in het netwerk van ruim zeventig christenwetenschappers, waarvan twee of drie tot de genoemde Delftse kring behoren. De nieuwe voorzitter wil meer werken met de wetenschappelijke adviesraad, die zijns inziens nog te veel een slapend bestaan leidt. „Ik ben er voorstander van om dat potentieel beter te benutten door nauwkeuriger te inventariseren waar de kwaliteiten en interesses van de leden liggen. De kracht van het ICE ligt immers vooral in zijn netwerkfunctie. De raad vormt vooral een wetenschappelijke denktank, maar op projectbasis kunnen de betrokken wetenschappers ook meewerken aan onderzoek in opdracht van het ICE.”
Het werk van het ICE heeft een zekere overlap met de Vereniging voor Reformatorische Wijsbegeerte. Dat is echter een wijsgerige vereniging, terwijl het ICE meer praktisch gericht is op vraagstukken van samenleving en techniek. „Bij beide organisaties is de relatie tussen geloof en wetenschap een belangrijk aandachtsveld, maar het ICE is meer toepassingsgericht en heeft een speciale aandacht voor technologische ontwikkelingen.”
Korevaars kamer in het faculteitsgebouw ligt enkele gangen verwijderd van die van prof. dr. Cees Dekker, die zich de laatste jaren regelmatig roert in het publieke debat over de thematiek van geloof en wetenschap. Korevaar: „De boeken onder redactie van Cees Dekker en anderen laten zien hoe je met kennis van zaken het debat tussen geloof en wetenschap kunt voeren.”
Zijn wetenschappers gevoeliger voor geloof?
„Ik zou willen dat het waar was. Ik zie, in tegenstelling tot Amerika, helaas in Nederland geen enkele positieve ontwikkeling. Hoewel de wereld steeds religieuzer wordt, wordt de discussie tussen geloof en wetenschap hier niet publiekelijk gevoerd. Geloof hoort bij het privé-domein. De boedelscheiding heerst nog sterk. Ik kan voluit christen zijn op mijn werk in Delft en men waardeert je als persoon, maar die erkenning werkt niet door in de wetenschappelijke praktijk. De pretenties die de Vrije Universiteit ooit in het verleden had, namelijk om te komen tot een christelijke wetenschap, zijn nu omgeslagen in het tegendeel. Het vraagt van een christen een nieuwe benadering om je plaats in te nemen in de wetenschap.”
Hoe moet je als christen staan in de wetenschap?
„Het uit zich onder meer in de keuze van wetenschappen en je motivatie voor het type onderzoek. Zo ben ik in de chemische technologie bezig met procesontwerpen en richt ik mij uitdrukkelijk op duurzaamheid en milieuvriendelijke technieken. Zo wil je je verantwoordelijkheid laten zien voor de schepping en dat gaat verder dan alleen maar technologische innovatie. Het christen-zijn geeft ook een impuls aan de bezinning van de ethiek van de wetenschap. Tegenwoordig is alles in de techniek mogelijk, maar de ethische vragen zijn in tien jaar tijd wel vertienvoudigd. Wetenschappers stellen de ethische vragen vaak niet, en de ethiek is vaak te laat als technisch de dingen al zijn bedacht. Als er een instituut bezig is om dingen verder te ontwikkelen, helpt een verbod ook niet. De uitdaging voor de toekomst is om de ethiek een plaats te geven in de wetenschap zonder achter de feiten aan te lopen.”