„Predikant moet soms zwijgen op de kansel”
SOEST - De prediker gebruikt veel woorden op de kansel, soms te veel. Kan hij ook wel eens zwijgen? Ds. C. Bregman vraagt aandacht voor de inzichten van de dichtkunst „om het geheim van God in de prediking meer tot zijn recht te laten komen.” Dinsdag promoveerde hij in Leiden op de talige vormgeving van preken in het licht van de poëzie van Martinus Nijhoff.
In het protestantse christendom neemt de preek een centrale plaats in. „Kerkgangers verwachten dat de preek een heldere en actuele vertolking van de Bijbelse boodschap biedt”, aldus ds. Bregman. „De predikant werkt met taal. De taal van de preek wekt een esthetische ervaring. Hoorders spreken van „een mooie preek”. Zij weten dat vaak niet onder woorden te brengen: er is iets onzegbaars gebeurd. Een mooie preek ontroert en geeft te denken.”Ds. Bregman (1959), protestants predikant van de oecumenische wijkgemeente De Oude Kerk van de protestantse gemeente te Soest, verkent het grensgebied tussen theologie en dichtkunst in zijn proefschrift ”De stem uit de oneindigheid. Over de talige vormgeving van preken in het licht van poëzie en poëtica van Martinus Nijhoff” (uitg. Boekencentrum, Zoetermeer).
De kern van de preek is dat „Gods Woord geschiedt in mensenwoorden.” Ds. Bregman: „De preek is aanspraak van God tot de hoorder. Dat betekent dat je er als predikant geen grip op hebt. Dat onvoorspelbare moet je ook in de taal tot uitdrukking brengen. Een goede retorische preek zal óók het hart proberen te bereiken, alleen is er dit subtiele verschil: de poëzie dwingt niet. Het opent een ruimte om tot geloof te komen.”
Homiletisch onderzoek
De promovendus heeft een homiletisch onderzoek verricht op het gebied van de praktische theologie. Zijn onderzoek beweegt zich in het grensgebied van esthetiek, taalkunst en poëzie. Tal van recente ontwikkelingen en scholen -zowel theologisch als literair- passeren daarbij de revue.
Ds. Bregman (neef van neerlandicus drs. C. Bregman) is tijdens zijn theologische opleiding in Utrecht vooral ”retorisch” gevormd, zegt hij. „Het onderwijs in de predikkunde verliep langs de lijnen van de retorica, betogend en uitleggend. De taal gebruik je vooral instrumenteel. Ik wil in mijn proefschrift aandacht vragen voor een andere kant van de taal: de lyrische dimensie. Zij ontvouwt niet alleen gedachten, zij roept ook beelden op. De taal krijgt iets levends op het moment dat je de woorden en zinnen schikt volgens de wetten van de poëzie. Dan boor je diepere lagen in de mens aan.”
Ds. Bregman is in de leer gegaan bij Martinus Nijhoff (1894-1953). Hij behoort tot de eerste moderne Nederlandstalige dichters die naar vernieuwing zochten in een „evocerend” (oproepend) gebruik van de omgangstaal. „Nijhoff is een klassiek dichter die de taal van alledag spreekt. Zijn poëzie is eenvoudig en diepzinnig tegelijk. Haar eenvoud en raadselachtigheid spreken nog steeds velen aan.”
Nijhoffs werk staat vol met Bijbelse thema’s, hoewel hij zelf nauwelijks een gelovige te noemen is, vindt Bregman. „Hij was zelf geen lid van een kerk en zag God niet als een persoonlijk wezen, maar als de drijvende kracht achter deze aardse werkelijkheid. Hij laat zich kerkelijk en dogmatisch niet vastleggen. Wel hechtte hij sterk aan de taalbron van het christelijke geloof: de Bijbel. Gezien dit taalmateriaal kunnen lezers het werk van Nijhoff vrij interpreteren binnen een christelijke verstaanshorizon.”
In toenemende mate vatte Nijhoff zijn dichterschap op als dienst aan het Nederlandse volk en aan de Nederlandse taal, ook in kerkelijk verband. Zo had hij een belangrijke inbreng bij de totstandkoming van de nieuwe psalmberijming (1967) en oefende hij grote invloed uit op de liturgie: de taal van liederen en gebeden. Willem Barnard, Huub Oosterhuis en Sytze de Vries lieten zich inspireren door Nijhoff.
Twee werelden
Poëzie en theologie zijn twee verschillende werelden die niet zomaar met elkaar te verbinden zijn, stelt Bregman. „Ik heb eerst het kritische werk van Nijhoff onderzocht en geleerd wat hij onder taal en poëzie verstaat. Vervolgens heb ik in de wereld van de predikkunde gekeken wat ik met de inzichten van Nijhoff kan doen. Ik wil Nijhoff niet annexeren voor de theologie, want het zijn twee verschillende werelden.”
De les van Nijhoff is dat er in taal altijd wat gebeurt: communicatie op een hoger plan. „De theoloog leert van de dichter dat het juist de vorm is die aan de taal bijzondere zeggingskracht verleent. Poëzie heeft bij Nijhoff een bijzondere transformerende werking. De preek als gedicht tendeert naar de talige vorm van het gebed.”
Nijhoff zoekt voor zijn poëzie een taal die niet in ideeën blijft steken, maar vlees en bloed wordt. „Dat is precies het soort concreetheid dat een preek nodig heeft. Het gaat in de preek niet om de verkondiging van een theologie als een gedachtewereld op zich, maar om een gebeurtenis. Beeldende taal kan mensen helpen zich geestelijk in te stellen op levensverandering. Taal is niet slechts een middel om een boodschap over te brengen, maar ook om gemeenschap te stichten.”
Bregman legde er de nadruk op dat de stem van de Oneindige in het hier en nu wordt gehoord. „De preek moet in dagelijkse taal gehouden worden, maar mag niet plat zijn. Ingewikkelde woorden zijn ongewenst, wel moet er aandacht zijn voor woordschikking en zinsbouw.”
Deze benadering vanuit de dichtkunst vergt een andere oriëntatie van de predikant, aldus ds. Bregman. „Je moet om te beginnen taal verzamelen uit alle hoeken, uit de Schrift allereerst, uit pastorale gesprekken, huisbezoeken en nauwkeurig luisterend naar je omgeving. Vervolgens ga je de taal schikken. Dan kom je op een punt dat je het zelf niet meer weet. Je eigen woord wordt in dienst genomen door Góds Woord. Dat gebeurt, geloof ik, op een ’witregel’. Daarom moet er ook wel eens een moment komen om te zwijgen, langer dan een adempauze.”
De preek moet iets met de mens doen. „Het gaat erom dat mensen de verbinding met God ervaren. Dat is toch een oeropvatting bij het protestantisme: God openbaart zich in de Schrift, door middel van het Woord. En dan rijst de vraag: welke omgang met het woord past daarbij? Je mag niet in het esthetische blijven steken zodat mensen een preek alleen vooral mooi vinden. De preek moet niet eindigen in vrije verbeelding. Zij wil aanzetten tot geloofshandelen, tot ontmoeting. Dat laatste ligt voor een predikant nooit binnen zijn bereik, maar de gemeente verwácht die aanspraak van Godswege wel, zoals zij tevoren in het gebed om de verlichting met de Heilige Geest gebeden heeft.”