Cultuur & boeken

Religies passen zich steeds aan

Titel: ”Het tijdperk van de wereldreligies. Religie in agrarische civilisaties en in moderne samenlevingen”
Auteur: Staf Hellemans
Uitgeverij: Meinema, Zoetermeer, 2007
ISBN 978 90 211 4151 0
Pagina’s: 222
Prijs: € 29,90.

Dr. C. S. L. Janse
10 October 2007 08:18Gewijzigd op 14 November 2020 05:10

In ”Het tijdperk van de wereldreligies” wil de Tilburgse godsdienstsocioloog Hellemans in iets meer dan 200 pagina’s een overzicht geven van de positie van de verschillende wereldgodsdiensten gedurende de afgelopen 3000 jaar. En dat in relatie met allerlei ingrijpende maatschappelijke veranderingen die zich in die periode hebben voorgedaan. Dat is geen kleine opgave. Onvermijdelijk moet het dan wel bij een globale analyse blijven. Toch is Hellemans erin geslaagd een boek te schrijven dat juist door de grote lijnen die hij weet te trekken, verhelderend kan worden genoemd.

De grote wereldreligies zijn ontstaan in agrarische civilisaties. Door hun universalistische pretenties waren zij de concurrenten van allerlei lokale stamgodsdiensten die kenmerkend waren voor de oudere jagers- en verzamelaarsculturen. Veelal met steun van de politieke elite wisten zij hun territorium uit te breiden. Daarbij kwamen de (potentiële) wereldgodsdiensten ook met elkaar in botsing. Succesvolle universele godsdiensten als christendom, islam, hindoeïsme en boeddhisme omvatten ook nu nog meer dan 70 procent van de wereldbevolking.

Hellemans werkt vanuit het religieuze moderniseringsparadigma. Hij beklemtoont dat religies zich voortdurend aanpassen, ook al pretenderen ze een zo getrouw mogelijke voortzetting te zijn van een zeer oude godsdienst. In de periode van de industriële moderniteit (afgegrensd door de jaartallen 1800 en 1960) is die aanpassing zelfs in allerlei opzichten heel succesvol geweest. Door het opzetten van een reeks van eigen organisaties wisten zij het hoofd te bieden aan de functionele differentiatie van de maatschappij. Daardoor werd de plaats van de leken belangrijker.

Rond 1960 heeft echter een belangrijke omslag in onze cultuur plaatsgevonden. We leven nu in de periode van de geavanceerde moderniteit. Aan die benaming geeft Hellemans de voorkeur boven termen zoals postmodern of laatmodern. Op religieus gebied wordt de periode van de geavanceerde moderniteit gekenmerkt door de terugval van de grote kerken. Na de Tweede Wereldoorlog hoopten zij nog op een versterking van hun positie, maar inmiddels moeten ze zich ingrijpend heroriënteren. Daarnaast is de groei van sekten en nieuwe religieuze bewegingen en een verdere individualisering van de religiositeit kenmerkend voor deze periode.

Dat de oude wereldreligies snel zullen verdwijnen is volgens de auteur niet te verwachten. Wel vormen secularisatie en fragmentatie een duidelijke bedreiging voor hen. Ook zij die nog lid zijn van een kerk identificeren zich daar minder mee dan voorgaande generaties. Heel wat mensen zeggen in God te geloven, maar dat is niet meer dan een diffuus verlangen: longing without belonging. Voor zover dat inhoudelijk gestalte krijgt, is dat een godsdienst van eigen maaksel die weinig aansluiting vindt bij bestaande kerkelijke structuren en niet zelden een syncretistisch karakter draagt.

Alles bij elkaar een interessante studie. Wel moet gezegd worden dat de titel niet helemaal wordt waargemaakt. Zeker als het gaat om de laatste eeuwen, ligt het accent erg op de westerse wereld en op het christendom. Daarbij krijgt de Rooms-Katholieke Kerk relatief veel aandacht. Daar is de uit België afkomstige Hellemans waarschijnlijk meer mee vertrouwd dan met de gereformeerde sector. Als het gaat over de verschillende afsplitsingen van de Hervormde Kerk in de 19e eeuw heeft hij het over ”huisgemaakte gereformeerde sekten”. Dat kon toch ook wel anders!

Uiteraard moet de vraag gesteld worden wat de relevantie is van deze studie voor de reformatorische kring. In grote lijnen geldt dat alle negatieve dingen daar later komen. Dat is ook zo als het gaat om afname van het kerkbezoek, gedistantieerde kerkelijkheid, kerkverlating, het beklemtonen van de eigen individualiteit en het claimen van leerstellige keuzevrijheid. Verschijnselen die kenmerkend zijn voor de geavanceerde moderniteit waarin wij ons nu bevinden.

De waarheidsvraag komt in heel deze studie niet aan de orde. Wellicht is die voor de auteur, ook los van zijn rol als wetenschapper, nauwelijks meer relevant. Toch is die vraag altijd wel het belangrijkste als het gaat om God en godsdienst. Bij alle aanpassingen en verschuivingen in het kerkelijke leven, al dan niet ingegeven door vergaande maatschappelijke veranderingen, zal het erom gaan of men er nog van weet dat de weg nauw is die naar het leven leidt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer