Cultuur & boeken

Historie met bloed besmeurd

Uitgedaagd door maatschappelijke debatten over religieus geïnspireerde terreur herlezen christenen de zwarte bladzijden van de eigen geschiedenis. Het christelijk geloof predikt toch vrede en liefde?

Jan-Kees Karels
10 October 2007 08:06Gewijzigd op 14 November 2020 05:10
Tijdens de kruistochten richten christenen onder de inwoners van Antiochië een grote slachting aan. Illustratie Gustave Doré
Tijdens de kruistochten richten christenen onder de inwoners van Antiochië een grote slachting aan. Illustratie Gustave Doré

„Jij moet in de ofe”, schreeuwt het tweejarige zoontje in een boze bui zijn vader toe. Ze zijn samen in de tuin. Tussen hen en de buurvrouw bevindt zich een schutting, maar er is weinig fantasie voor nodig om haar de wenkbrauwen te zien fronsen. Ze kan ook niet weten dat de buren onlangs uit de kinderbijbel de geschiedenis van Nebukadnezar en de drie jongelingen in de vurige oven hebben gelezen. De drie moesten in de oven omdat ze weigerden te buigen voor de potentaat. Zoonlief acht het een passende straf voor zijn ongehoorzame vader.Wie die kinderbijbel doorbladert, zal nogal eens een man met opgeven zwaard tegenkomen. Vooral in de oudtestamentische verhalen vloeit veel bloed. De auteur van een kinderbijbel kan keuzes maken wat hij wel of niet vertelt. Bij het integraal doorlezen van de Bijbel, zeker in een modernere vertaling, wordt dit lastiger. Sla je de passage over waarin een vrouw in twaalf stukken wordt verdeeld? Of waarin koning Saul de opdracht krijgt de Amalekieten uit te roeien?

Uitgedaagd door maatschappelijke debatten over religieus geïnspireerde terreur herlezen ook christenen de laatste tijd de eigen geschiedenis. Het geweld in het Oude Testament is inzet van series artikelen en opiniebijdragen. Te denken valt aan een discussie over het boek van dr. S. Janse, ”De tegenstem van Jezus”, eerder in deze krant. Prof. dr. Ter Haar Romeny wees onlangs in zijn oratie op de problematische kanten van het Oude Testament en de verlegenheid van christenen met bepaalde teksten, zoals het stenigen van iemand die vloekt. Over dezelfde thematiek schreef prof. H. G. L. Peels een serie artikelen in De Wekker.

Niet alleen de Heilige Schrift, ook de kerkgeschiedenis is inzet van christelijke zelfreflectie. In hun boek ”Christian Jihad” (2004) leggen twee christen geworden moslims, Ergun Mehmet Caner en Emir Fethi Caner, de vinger bij de zere plek: „Wij hebben ook gedood in naam van God. De kruistochten. De inquisities. De godsdienstoorlogen.” Intussen wordt de traditionele christelijke leer van de ”rechtvaardige oorlog” nieuw leven ingeblazen sinds de oorlogen die in Afghanistan en Irak worden gevoerd.

Afzien van wraak
Dit alles roept de vraag op of het christendom dan geen vredelievende godsdienst is. Juist de christelijke leer van de vergeving, van barmhartigheid en mededogen heeft toch enorm pacificerend gewerkt in een gewelddadige wereld? Lieten niet de eerste christenen, in navolging van hun Meester, zich als lammeren naar de slachtbank leiden?

Om deze vragen te beantwoorden is het nodig onderscheid aan te brengen. Onderscheid in verschillende fases in de geschiedenis, onderscheid ook in de verschillende manieren waarop je tegen deze thematiek kunt aankijken.

Een interessant perspectief biedt de Duitse filosoof Peter Sloterdijk met zijn recente boek ”Woede en tijd”. Sloterdijk behoort tot de meest spraakmakende denkers van Duitsland en elk nieuw boek van hem is weer een belevenis. Zo ook ”Woede en tijd”, waarin hij een panoramische blik biedt op de geschiedenis van de woede in de westerse cultuur.

Hij begint bij Homerus’ ”Ilias”, waarvan in het beginvers al de woede opduikt, wijdt een apart hoofdstuk aan „de toornige God” en de „uitvinding van de metafysische wraakbank”, en komt via de joodse en de christelijke apocalyptiek uit bij de „communistische wereldwoedebank” als de belangrijkste revolutie van de twintigste eeuw. In deze banken worden de ”woedetegoeden” verzameld, tot het moment van de vergelding zal komen.

Volgens Sloterdijk is de klassieke wereld van de oudheid een „thymotische” wereld (thymos = woede). Mensen en goden zijn vatbaar voor grote woede-uitbarstingen, die uitingen zijn van het trotse en eerzuchtige zelf. Bij krenking van dit eerzuchtige zelf zal de woede een „projectvorm” aannemen in de wraak.

Belangrijk in Sloterdijks visie is het vermogen om woede te verzamelen, om de vergelding uit te stellen tot later orde. Dit is nu wat volgens hem in het vroege christendom gebeurt. De wrede Romeinse politiek ten aanzien van de christenen zou tot wraakzucht kunnen aanzetten. Schrijvers als Tertullianus en Lactantius roepen echter op om af te zien van wraak, omdat deze alleen aan God toekomt. Gods almacht zal de finale van de geschiedenis bewerkstelligen. Dan zal de „kosmische leedvereffening” voltrokken worden. De vooruitblik op het toekomstig oordeel, waarin God recht zal doen, doet christenen ervan afzien het heft in handen te nemen.

Servet
Het overlaten van het oordeel aan God heeft een pacificerende uitwerking op de menselijke verhoudingen. Desondanks laat de christelijke geschiedenis ook mensen zien die alvast een voorschot wilden nemen op dit laatste oordeel.

Iemand die zich blindstaart op deze kant van de geschiedenis is de kinderboekenschrijver Guus Kuijer. Hij schreef het boekje ”Het doden van een mens”, waarin hij het proces tegen Michel Servet nog eens uit de doeken doet en vooral op geheel eigen wijze van commentaar voorziet. Het laat zich lezen als een postume karaktermoord op Calvijn - over geweld gesproken.

Vooropgesteld: ”Het doden van een mens” is een haatzaaiend boekje van een paranoïde ex-gelovige die zijn landgenoten zal inpeperen dat ”gelovigen” een buitengemeen gevaarlijk soort wezens zijn met wie niet redelijk te praten valt. En dus loopt het argumenteren bij Kuijer vloeiend over in het opdissen van frustraties met z’n eigen christelijke opvoeding en onheuse suggesties en aantijgingen. Citaat: „Het vuur werd ontstoken. Terwijl Farel en zijn broeders in de Heer toekeken, brandde Miguel. Daar moet u niet gering over denken. Het geschreeuw, het gekerm, de stank, de ontploffende schedel, je moet heel diep gelovig zijn om het te kunnen aanzien. Farel hield zich ferm.” Kuijer suggereert met dergelijke citaten: tot zoiets zijn ”gelovigen” nu in staat, ”humanisten” zouden dat natuurlijk nooit doen.

De dragende gedachte van Kuijers boek kom je overal tegen, en dat is de idee dat moord en doodslag „onvermijdelijk” uit openbaringsgodsdiensten voortvloeien. „Christenen en moslims zijn meer aan elkaar verwant dan aan de seculiere wereld. Op een dag zullen ze zich verenigen en de waardigheid van de mens uit hem knijpen zoals je een tube tandpasta leegknijpt”, denkt Kuijer. Volgens hem zit er een „ernstige weeffout” in openbaringsreligies. „Zij gaan ervan uit dat God zich tegenover bepaalde mensen uitspreekt en hen daardoor met een meer dan menselijk gezag bekleedt. Iedereen kan claimen zo’n mens te zijn, een ”geroepene”, die dus met goddelijk gezag spreekt en van Godswege macht mag uitoefenen over anderen. Van ”misbruik” van religie is geen sprake, omdat openbaringsreligies die mogelijkheid nu eenmaal bieden.” Calvijn en Farel hebben van die mogelijkheid gebruikgemaakt door een andersdenkende om te laten brengen, aldus Kuijer.

Hij vergeet voor het gemak dat er door ”ongelovigen” als Hitler en Stalin miljoenen mensen zijn gedood. Dat de geschiedenis talloze ”geroepenen” kent die de vrede bewaarden. En dat het christendom ook die humanistische kant kent van het sociale werk onder armen, de diaconessenhuizen, de humanitaire hulpverlening enzovoort. Door deze feiten te negeren, drijft Kuijer met zijn verbaal geweld een onnodige wig tussen ”gelovigen” en ”ongelovigen”, of tussen ”humanisten” en ”christenen”. Terwijl ze elkaar juist moeten ontmoeten.

Geschiedenis en moraal
Franciscus van Assisi had dat lang geleden beter begrepen: hij koos wel voor de ontmoeting.

Het is het jaar 1219. Te midden van de met bloed besmeurde zwaarden van de vijfde kruistocht begint Franciscus een ongewapend geloofsgesprek met sultan Melek-el-Kamil. Hij wil niet de kruistocht, maar de sultan winnen. Daarmee beantwoordt Francisus de vraag of godsdienst per definitie tot geweld moet leiden: als ”geroepene” laat hij juist zien dat het christelijk geloof de spiraal van geweld kan doorbreken.

Niet toevallig prijkt een prent van deze historische ontmoeting op de omslag van een bundeltje opstellen, ”Wie het zwaard opneemt”, uitgekomen bij uitgeverij Boekencentrum. Daarin laten auteurs als Ewald Mackay, Sam Janse, Arjan Plaisier, Nico den Bok en Guus Labooy hun licht schijnen over christelijk geloof en geweld.

De hand gaat in eigen boezem. Aan de orde komt de vraag: Hoe spreken het Oude en het Nieuwe Testament over geweld? Daarmee wordt de basis gelegd voor principiële en culturele vragen, zoals: Bestaat er een recht op zelfverdediging? Hoe zit het met de straffende overheid: mag je als christen het straffen aan de staat delegeren en straft God dan eigenlijk door de hand van de staat? Of straft God nooit en te nimmer? En waar wordt Mohammed B. door geïnspireerd? In een hoofdstuk over de persoonlijke strijd van de christen wordt de vraag gesteld of geloof niet voortkomt uit een door geweld geplaagde kinderziel. Tot slot is er een bijdrage over christenen die in het Midden-Oosten en in Latijns-Amerika zélf leven onder druk van geweld.

”Wie het zwaard opneemt” geeft allerlei nodige aanknopingspunten om deze thematiek verder te doordenken. Ik denk aan het lezen van (de geweldsteksten) in het Oude Testament, waarvoor een doordacht exegetisch model nodig is. Welke teksten kun je symbolisch lezen, welke literair, welke historisch? Welke teksten zijn van blijvende betekenis, welke zijn historisch bepaald? En waar liggen verschillen met het Nieuwe Testament?

Ter Haar Romeny heeft op 15 september op de opiniepagina van deze krant gesteld dat uiteindelijk de lezer de tekst uitlegt. „Vaak hebben we al een idee in ons hoofd over hoe de wereld eruitziet en wat goed of slecht is, en proberen we dat in tweede instantie aan een gezaghebbende tekst te verbinden.” Plaisier maakt in zijn bijdrage over het lezen van het Oude Testament het nuttige onderscheid tussen passages die als „historische wegwijzers naar de vervulling wijzen” en de „moraal” van diezelfde passages. „De geschiedenis van Jozua die het volk het land invoert, wijst naar Jezus die de zijnen hun erfenis schenkt. De moraal van Jozua die het kennelijk mede mogelijk maakt dat volkeren worden uitgeroeid, kan niet mee worden genomen in het rijk dat met Jezus aanbreekt. Het is opgeheven in het gebod van Jezus ”Hebt uw vijanden lief”.

N.a.v. ”Woede en tijd. Een politiek-psychologisch essay”, door Peter Sloterdijk; uitg. SUN, Amsterdam, 2007; ISBN 978 90 8506 416 9; 319 blz.; € 19,90;

”Het doden van een mens”, door Guus Kuijer; uitg. Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2007; ISBN 978 90 253 2763 7; 224 blz.; € 14,95;

”Wie het zwaard opneemt. Klassiek theologisch licht over een vreeswekkend thema”, onder redactie van dr. Arjan Plaisier, dr. Guus Labooy, drs. Ing. Willem-Henri den Hartog en dr. Nico Bok; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer 2007; ISBN 978 90 239 2205 6; 56 blz.; € 7,50.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer