Binnenland

In de meeste boerderijen geen boer meer

DE VECHT - Rust, gemoedelijkheid, burenhulp. Het zijn elementen uit het plattelandsleven die ook in de IJsselvallei een schaars artikel zijn geworden. J. D. ten Voorde uit De Vecht zag het gebied ingrijpend veranderen. „In de meeste boerderijen woont geen boer meer.”

L. Vogelaar
8 October 2007 11:38Gewijzigd op 14 November 2020 05:10
DE VECHT – J. D. ten Voorde uit het Gelderse De Vecht zag het plattelandsleven in de IJsselvallei veranderen. „Eigenlijk leefden we erg geïsoleerd, maar je wist niet beter.” Foto RD, Anton Dommerholt
DE VECHT – J. D. ten Voorde uit het Gelderse De Vecht zag het plattelandsleven in de IJsselvallei veranderen. „Eigenlijk leefden we erg geïsoleerd, maar je wist niet beter.” Foto RD, Anton Dommerholt

Smalle weggetjes slingeren door het weidse land tussen Twello, Terwolde en Vaassen. Veel boerenhoeven hebben hun honderdste verjaardag allang achter de rug. „In de aanblik van het landschap is niet zo veel veranderd, maar het leven is echt heel anders dan in mijn jeugd”, zegt Ten Voorde (71). Vanuit het keukenraam in zijn uit 1867 daterende woning heeft hij het uitzicht op de boerderij waarin hij geboren en getogen is en die hij later van zijn vader overnam. Nu woont zijn schoonzoon er, met wie hij een loonbedrijf runt.De stallen staan leeg. Toen er in maart 2001 mond-en-klauwzeer op een boerderij in de omgeving geconstateerd werd, behoorde Ten Voordes veestapel tot de eerste die geruimd werden. „De koeien zouden achter de schuur doodgeschoten worden. Dat kon ik niet aanzien, en ook niet aanhoren. We hebben toen toestemming gekregen een dag naar onze zoon in Elspeet te gaan. Daarna mochten we onze boerderij vier weken niet verlaten.”

Na de mkz-crisis schafte Ten Voorde geen nieuwe koeien meer aan. Hij was niet de enige. „Het aantal boeren werd al minder, maar toen zijn er meer geweest die niet meer aan een nieuwe veestapel begonnen. Vroeger woonden er tussen Teuge en Vaassen bijna alleen maar boeren. Nu zijn het er nog een paar.”

Ten Voorde zegt dat veel mensen voorheen een klein boerderijtje hadden, en daarnaast bij anderen werkten. „Dat heb ik ook lang gedaan. Ik molk bij een boer in de buurt zeventien koeien. Nu zit er hier vlakbij een boer met 170 koeien en hij wil doorgroeien naar 220, 230. Vroeger had je 2 of 3 zeugen; nu 1000 of 2000.”

De mechanisering vergemakkelijkte het werk. „Toen we pas met ons loonbedrijf begonnen waren, moesten we soms halve nachten doorwerken. De hooi- en strobalen moesten we met de hand opsteken, soms 2000 per dag. Onze buurman, ds. H. Ligtenberg, stond op een morgen om vier uur op het raam te tikken: Het gaat regenen en je hebt nog balen op je land liggen. Hij heeft toen geholpen die balen op te laden. Nu gaat dat allemaal machinaal. Mest haalde je met de greep uit de put. Nu wordt het weggezogen en hoef je er geen hand meer naar uit te steken. Ook melken deden we met de hand. Wie het goed kon, deed zes koeien per uur. Die boer met 170 koeien melkt ze nu in z’n eentje binnen anderhalf uur.”

De Avervoordseweg waaraan Ten Voorde woont, was ooit een grindweg. „Het was hier heel stil. Eigenlijk leefden we erg geïsoleerd, maar je wist niet beter. In De Vecht konden we terecht bij twee bakkers, twee kruideniers, twee fietsenmakers en een smid. Nu zitten er alleen nog een elektricien/witgoedwinkel en een café. In heel De Vecht was er één telefoon. Nu loopt iedereen met een mobieltje.”

Naast de boerderij staat de kerk van de gereformeerde gemeente. „De kerkgangers kwamen lopend, met de fiets of met paard en wagen. Ze zetten het paard dan bij ons in het land of in de stal. In de jaren tachtig was dit nog een heel rustige weg. Als er drie auto’s kort na elkaar voorbijkwamen, zeiden we: Wat is het druk! Nu is er veel meer verkeer. Gelukkig zijn er hier aan de weg nog maar weinig die op zondag werken.”

Nog steeds kent iedereen iedereen. „Er is hier weinig import. Op andere plaatsen zie je nogal eens dat boerderijen door vreemdelingen opgekocht worden, maar dat gebeurt hier nog niet zo veel. Toch is er minder contact. Vroeger hielpen de boeren elkaar heel veel. Daardoor leefde je ook meer met elkaar mee. ’s Winters, als het rustiger was, ging je ’s avonds veel bij elkaar op bezoek. Dat is grotendeels verdwenen. Eén keer per jaar hebben we een bijeenkomst van de hele buurt, in een zaal. Het gemoedelijke is een beetje weg; het is allemaal veel zakelijker geworden.”

Ten Voorde wil het verleden niet idealiseren. „Je moest hard werken voor weinig. Toen ik als jongen van vijftien uit werken ging, kreeg ik 30, 40 cent per uur. Iedereen was even arm.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer