Met de euro blijft het wennen
Consumenten ervaren sinds de invoering van de euro een veel hogere inflatie dan feitelijk het geval is. Volgens De Nederlandsche Bank (DNB) is de gevoelsinflatie met 7,3 procent dubbel zo hoog als de feitelijke geldontwaarding.
Dat schrijft DNB in het woensdag verschenen Kwartaalbericht September 2002. In werkelijkheid bedroeg de stijging van de consumentenprijsindex, de maatstaf voor inflatie, in de eerste helft van dit jaar 3,6 procent. Van dit percentage valt 0,6 procentpunt toe te schrijven aan prijsverhogingen die verband houden met de euro.
Viervijfde van de Nederlanders beschouwt de euro als dé oorzaak van de prijsstijgingen. In termen van detailhandelsprijzen is het geschatte effect 1,4 procent. DNB leidt dat af uit een in juni gehouden peiling onder consumenten en detaillisten. „De euro heeft een wig gedreven tussen prijsperceptie en werkelijkheid.”
Vooral veertigers en vijftigers zijn van oordeel dat de prijzen zijn gestegen sinds de invoering van de chartale euro. Maar het zijn vooral de dertigers die sinds 1 januari onbewust meer geld uitgeven. „Wellicht is dat de reden waarom met name deze groep nu meer contanten op zak heeft.” DNB constateerde geen verschillen naar sekse.
Opmerkelijk is het bestedingspatroon van de generaties die de Tweede Wereldoorlog en de periode van de wederopbouw hebben meegemaakt. „Zij zijn duidelijk gewend behoedzaam met geld om te gaan en minder geneigd in de valkuil te trappen van extra bestedingen door lager lijkende prijzen.”
Van de Nederlanders die scherper op de prijzen letten, doet de helft dat omdat zij de indruk hebben dat het duurder winkelen is. Eenderde vindt het moeilijker de prijzen goed in te schatten. DNB: „Bijna de helft van de bevolking is permanent op haar hoede.”
Met de nieuwe bankbiljetten hebben de Nederlanders weinig moeite, met de munten des te meer. Zeker het muntje van 1 eurocent blijft een lelijk eendje. Minister Hoogervorst van Financiën sprak deze week namens een grote meerderheid van de bevolking, toen hij zei dat de kleinste in de reeks wat hem betreft liefst zo snel mogelijk mag verdwijnen.
Overigens heeft de helft van de bevolking rigoureus afscheid genomen van de gulden. Afgezien van een gemiddeld bedrag van 47 guldens per huishouden die om nostalgische redenen in de la blijven liggen, zijn de oude munten en biljetten uit het zicht verdwenen. Ruim de helft van de ondervraagden heeft helemaal geen guldens meer in huis.
Anders dan veel deskundigen hadden verwacht, blijken vooral ouderen goed met de euro uit de voeten te kunnen. De vroege veertigers daarentegen hebben de meeste moeite met de overgang. Bij hen is dan ook de grootste angst te vinden dat het aanpassingsproces de nodige tijd zal vergen. DNB meldt dat het een op de vijf mensen na een halfjaar nog steeds niet lukt de waarde van de munten in één oogopslag vast te stellen.