Vechten tegen de bierkaai
Tijdens de commissievergadering over bestrijding van kinderporno was SGP-Kamerlid Van der Staaij een van de weinigen die het probleem in een bredere context plaatste. De meeste andere parlementariërs beperkten zich donderdag tot het onderwerp an sich. Ze refereerden aan de groeiende omvang van de problematiek, klaagden over het gebrek aan daadkracht van minister Hirsch Ballin van Justitie en deden de bewindsman concrete suggesties aan de hand over een betere bestrijding ervan.
Ook Van der Staaij, die in de Tweede Kamer een voortrekker is in de strijd tegen kinderporno, had een rij praktische voorstellen. Maar wat de meeste van zijn collega’s nalieten, deed hij wel. De SGP’er verwees nadrukkelijk naar de jaren zestig en zeventig, toen de seksuele revolutie haar sporen trok in de Nederlandse samenleving. Toen een steeds groter deel van het volk zich de mening eigen maakte dat op seksueel gebied zo ongeveer alles moest kunnen, ook in de lichamelijke omgang tussen volwassenen en kinderen. Juist in die omwenteling liggen de wortels van het immense probleem van misbruik van kinderen, waarmee onze samenleving nu nog altijd worstelt.Natuurlijk is een commissievergadering niet de plaats om uitvoerig te filosoferen over cultuurhistorische ontwikkelingen en sociologische veranderingen. Maar wie aan dit soort achtergronden geheel voorbijgaat en, zoals crimefighter en VVD-Kamerlid Teeven, zich voor honderd procent concentreert op verhoging van de strafmaat, indammen van sekstoerisme en wat niet al, peilt het probleem niet diep genoeg en zal nooit verder komen dan eindeloze symptoombestrijding.
Toegegeven, produceren en consumeren van kinderporno is een bezigheid van zieke geesten. Maar dat neemt niet weg dat de parasiet van kindermisbruik het weligst tiert op de mestvaalt van een decadente, oversekste samenleving.
Wie een wezenlijke keer ten goede wil, zal moeten leren inzien dat er in de westerse cultuur in de achterliggende halve eeuw tenminste twee ontsporingen zijn geweest in de omgang met seksualiteit. Twee ontsporingen die op het eerste gezicht tegenstrijdig lijken, maar die elkaar toch versterkt hebben en die individu en maatschappij met grote problemen hebben opgezadeld.
De eerste is de gedachte dat seksualiteit ”normaal” is, dat wil zeggen: precies even normaal als eten en drinken. Sinds Freud ziet een meerderheid van de bevolking seksuele lusten als neigingen die vooral niet onderdrukt of ingeperkt mogen worden. Het is normaal en gezond ze de vrije teugel te geven, mits we anderen daardoor maar geen schade berokkenen.
De tweede ontsporing is de gedachte dat seksualiteit buitengewoon belangrijk is. Dat geen mens zonder kan en dat de kwaliteit van het leven en van een intieme relatie het best afgemeten kan worden aan de kwaliteit van de seksuele omgang. Dat man en vrouw beslist uit elkaar moeten gaan als het op dit gebied niet meer zo loopt zoals het zou ’moeten’ lopen.
Wat de gevolgen van deze ontsporingen zijn, zien we dagelijks om ons heen: ontwrichting van gezinnen, internetverslaving, overprikkeling van de zintuigen en een schadelijke openheid over perverse vormen van seks. Terwijl de moderne mens afrekende met zogenaamde victoriaanse preutsheid, vergat hij dat omgang met seksualiteit niet slechts een puur individuele aangelegenheid is, maar ook een zaak die de sociale cohesie kan bevorderen of ondermijnen. En dat een zeker taboe op dit onderwerp niet zozeer schadelijk, maar -in de oorspronkelijke betekenis van het woord: onschendbaar, heilig- juist wenselijk en nuttig is.
Daarom, forse maatregelen tegen kinderporno zijn goed en noodzakelijk. Maar een politiek en een maatschappij die werkelijk vorderingen wil maken in de bestrijding van dit kwaad, zal in zelfkritiek een spade dieper moeten steken. Die zal tot de erkenning moeten komen dat de vrijheid-blijheidgedachte van de vorige eeuw niet een beetje, niet slechts in bepaalde uitingen ervan, maar tot in het fundament losgelaten moet worden.
Die zal zelfs nog iets verder moeten gaan dan de vorige week door het kabinet geaccordeerde emancipatienota die het behandelen van vrouwen als waren zij louter lustobjecten onder kritiek stelt. Een op zichzelf heldere en prijzenswaardige stellingname. Maar de strijd hiertegen kan, net als die tegen kinderporno, alleen gewonnen worden als onderkend wordt welke levensbeschouwelijke voedingsbodem mensen ertoe brengt vrouwen als lustobject te zien. Anders blijft het vechten tegen de bierkaai.