Opinie

Sturing in onderwijs

In de bezinning op leren en onderwijzen is de vraag belangrijk wie het leerproces aanstuurt. Uitsluitend de docent, docent en leerling beiden of is het vooral de leerling zelf die sturing geeft aan zijn leerproces? In deze persschouw drie bijdragen over sturing.

3 October 2007 09:23Gewijzigd op 14 November 2020 05:09

In hoeverre draagt sturing van een docent bij aan het scheppen van een rijke leeromgeving? De onderzoekers Oolbekking-Marchand, Van Driel en Verloop publiceerden in Pedagogische Studiën (2007, nummer 4) de resultaten van hun onderzoek. Zij onderzochten de overeenkomsten en de verschillen tussen de perspectieven op leren en onderwijzen van docenten in het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) en het wetenschappelijk onderwijs (wo).De auteurs onderscheiden drie perspectieven: sterke sturing (kennisgericht), gedeelde sturing (ontwikkelingsgericht) en losse sturing (vormingsgericht). In het eerste perspectief is het voornaamste doel het opbouwen van kennis en vaardigheden. De sturing is in handen van de docent. In het tweede perspectief staat het doel persoonlijke ontwikkeling en opvoeding centraal. In het derde perspectief is het belangrijkste doel meningsvorming van studenten. De sturing wordt hierbij voornamelijk uit handen gegeven aan studenten.

Uit de onderzoeksgegevens blijkt dat vwo- en wo-docenten niet significant verschillen op het kennisgerichte perspectief. In beide groepen vinden docenten het opbouwen van kennis en sturing door de docent van even groot belang. De docenten vwo en wo blijken wel te verschillen op het ontwikkelingsgerichte en meningsvormende perspectief. Docenten uit het vwo hebben voorkeur voor het perspectief ontwikkelingsgericht en gedeelde sturing. Bij hen staat het leerproces in die zin centraal, dat zij vooral belang hechten aan leren als een proces van verandering en aan verschillen tussen leerlingen. Docenten in het wo vinden het vooral van belang dat studenten zelfstandig te werk gaan en zich een mening vormen over de stof.

Behalve verschillen tussen de twee groepen docenten vwo en wo zijn er ook verschillen gevonden tussen docenten van verschillende vakgebieden. De docenten uit de ’zachte’ vakgebieden scoren beduidend hoger op het ontwikkelingsgerichte en meningsgerichte perspectief dan de docenten uit de ’harde’ vakgebieden.

Er bestaan grote verschillen tussen de wijze van sturing, zo toont dit onderzoek aan. Dat deze verschillen mede bepaald worden door schooltype en karakter van het vak is niet iets nieuws. Dit onderzoek heeft dat alleen nog eens bevestigd. Onze conclusie mag zijn: laat er niet eenzijdig over begrippen zoals het nieuwe leren en docent- of studentgericht gesproken worden.

Pedagogiek in Praktijk Magazine (september 2007) biedt het verslag van een experiment in Rotterdam om een groep vroegtijdige schoolverlaters terug te leiden naar opleiding en werk. Oriëntatie-, stage- en vrijetijdsactiviteiten bieden een krachtige leeromgeving aan kwetsbare jongeren. Beloning en sanctie zorgen voor de nodige discipline. De deelnemende jongeren zijn langdurig werkloze jongeren, veelal vroegtijdige schoolverlaters, die doorgaans een redelijke leercapaciteit hebben en beweeglijk en praktisch zijn ingesteld. Zij krijgen onderwijs op maat om hun positie op de arbeidsmarkt, in het onderwijs en in de samenleving te versterken. Het is de bedoeling dat de jongeren na een jaar doorstromen naar mbo-niveau 2 of naar werk.(is2m(

Een sterke sturing van docenten en begeleiders blijkt nodig. De deelnemers volgen een intensief traject waarin een jaar lang vijf dagen in de week -tussen negen en vijf uur- onderwijs, zinvolle vrijetijdsbesteding en werkstage elkaar afwisselen. Beloning en sanctie zorgen voor een niet-vrijblijvende verhouding. Voor de deelnemers brengt het programma een zekere regelmaat en structuur in hun leven.

Na een jaar blijkt dat de overgrote meerderheid het certificaat behaald heeft en doorstroomt naar mbo niveau 2.

Didaktief (september 2007) brengt naar voren dat de neurowetenschap docenten kan bijstaan bij het vinden van nieuwe manieren van onderwijs geven. Een van de recente inzichten is dat leren lezen en schrijven niet op één specifieke manier hoeft te gebeuren. Voor sommige kinderen kan een andere leerweg -ofwel het aanleggen van andersoortige zenuwbanen- effectiever zijn. De leesstoornis dyslexie kan worden beschouwd als een alternatieve ontwikkelingsweg.(is2m(

Ons brein vormt zich naar de eisen van de omgeving en naar ons gedrag, bijvoorbeeld gerichte oefening. Emoties hebben ook grote invloed op de werking van het brein. Iemand die goed kan omgaan met zijn emoties en vooral zich goed kan beheersen, leert beter. Zo is een goede leraar dan ook bovenal iemand die de emoties van een kind in goede banen leidt. Het gevoel iets onder de knie te krijgen stimuleert het brein om verder te leren. Zo zou dyslexie ondervangen kunnen worden door „het gevoel iets bereikt te hebben” te stimuleren, waardoor andere zenuwbanen voor een alternatieve ontwikkelingsweg zorgen.

Hier komen we dus op nog een andere vorm van sturing van leerprocessen door docenten of leerlingen zelf: sturing van leerprocessen door stimulering van positieve emoties.

Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer