Opinie

Meer psychologen in gevangenis nodig

Gevangenen alleen opsluiten in de cel heeft weinig succes. Er moet gewerkt worden aan gedragsverandering. Dat stelde prof. dr. Corine de Ruiter vrijdagmiddag in haar rede bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar forensische psychologie aan de Universiteit Maastricht. Een samenvatting van haar oratie.

28 September 2007 10:59Gewijzigd op 14 November 2020 05:08
„Psychologen, en in het bijzonder gedragstherapeuten, zouden uitstekende gevangenisdirecteuren kunnen zijn, maar dan moeten beleidsmakers en politici ruimte creëren voor een positieve, op preventie en rehabilitatie gerichte aanpak van criminaliteit.” Foto
„Psychologen, en in het bijzonder gedragstherapeuten, zouden uitstekende gevangenisdirecteuren kunnen zijn, maar dan moeten beleidsmakers en politici ruimte creëren voor een positieve, op preventie en rehabilitatie gerichte aanpak van criminaliteit.” Foto

Het maatschappelijke klimaat wereldwijd en ook in Nederland is de afgelopen zeven jaar harder en repressiever geworden. De dramatische moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh en de terreuraanslagen in andere westerse landen hebben er mede toe geleid dat veiligheid hoog op de Nederlandse politieke agenda is komen te staan.Hoewel Nederland internationaal altijd bekend stond om zijn humane strafrecht, heeft zich de afgelopen twintig jaar ongemerkt een trendbreuk voorgedaan. Zo is het aantal gevangenen per 100.000 inwoners sinds 1985 verviervoudigd, een ontwikkeling die vergeleken kan worden met die in de Verenigde Staten, maar niet met die in andere West-Europese landen. En hoewel veel leken in Nederland nog steeds schijnen te denken dat een Nederlandse gevangenis meer overeenkomsten vertoont met een hotel dan met een middeleeuwse kerker, moet ik hen toch uit de droom helpen. De vorige minister van Justitie, Donner, heeft onder de eufemistische noemer ”modernisering sanctietoepassing” ingrijpende reorganisaties doorgevoerd in ons gevangeniswezen.

Voor de meeste gedetineerden is er geen behandeling ín de gevangenis, alleen nazorg ná het ontslag uit de gevangenis. Ook de organisatie van die nazorg is sinds 2004 ingrijpend veranderd. Vroeger was de reclassering daarvoor verantwoordelijk, nu hebben de gemeenten de regierol daarover gekregen. De penitentiaire inrichtingen moeten de overdracht realiseren naar de gemeenten op vier deelgebieden: identiteitsdocumenten, inkomen, huisvesting en zorg. Dit gaat via een basisformulier nazorg dat de penitentiaire inrichting bij de gemeente aanlevert. Zoals de laatste jaren zo vaak in Nederland gebeurt, lijkt men in de Haagse kaasstolp te denken dat met het creëren van zo’n overdrachtsformulier ook de nazorg wel geregeld is. Niets is echter minder waar.

Nazorg
Bij veel gedetineerden is sprake van complexe problematiek, zoals een schuldenlast, werkloosheid, en niet in de laatste plaats: psychische en verslavingsproblemen. In de meeste gemeenten is geen sprake van een regie op de uitvoeringspraktijk van de nazorg, waardoor afglijden richting criminaliteit voor ex-gedetineerden snel op de loer ligt. Juist in het nazorgtraject heeft de reclassering een belangrijke taak, die nu volledig weggesneden is uit haar takenpakket. Uit de wetenschappelijke literatuur over rehabilitatie en re-integratie van delinquenten komt het gunstige effect van een geleidelijke terugkeer naar de maatschappij vanuit gesloten inrichtingen, zoals gevangenissen en forensisch psychiatrische instituten naar voren. Donners beleid tart alle wetenschappelijke evidentie.

De nadruk op repressie, met opsluiting in de moderne varianten van kerkers, als basale overheidsstrategie om criminaliteit te beheersen is volledig achterhaald en in strijd met de wetenschappelijke kennis die de psychologie de laatste decennia heeft voortgebracht. Waarom?

Ten eerste worden de Nederlandse gevangenissen overwegend bevolkt door psychisch gestoorde en verslaafde patiënten, en niet door inherent slechte mensen die in staat zijn zelf verantwoordelijkheid te dragen voor hun misdaden, zoals het uitgangspunt van het strafrecht is. Ten tweede zijn er de vele schadelijke gevolgen van de detentie zelf, vooral van de langdurige detentie, op het psychische welzijn van de gedetineerden én op de personen die er werken. Als het enigszins kan, dient gevangenisstraf vermeden te worden. Ten derde dient de behandeling van psychische stoornissen, inclusief verslavingsproblemen, centraal te staan in een effectief criminaliteitsbeleid. Daarbij dient er speciaal aandacht te zijn voor en geïnvesteerd te worden in de preventie van criminaliteit en geweld bij kinderen en jeugdigen.

Kennis
Beloning van positief gedrag is effectiever dan louter straffen van ongewenst gedrag. Dit soort wetten uit de sociale leertheorie zouden ook binnen het gevangeniswezen toegepast moeten worden, het zou het leefklimaat in de inrichtingen sterk verbeteren. Psychologen, en dan in het bijzonder gedragstherapeuten, zouden uitstekende gevangenisdirecteuren kunnen zijn, maar dan moeten beleidsmakers en politici ruimte creëren voor een positieve, op preventie en rehabilitatie gerichte aanpak van criminaliteit.

Dat de institutionele omgeving onwenselijke en schadelijke effecten kan hebben op het gedrag van het beheerspersoneel dat er werkt, wordt vaak nog wel erkend, maar dat ook professionele gedragsdeskundigen die in dit type instituties werken niet immuun zijn hiervoor, realiseren deze professionals zich nog te weinig.

Daarnaast blijkt het erg belangrijk om de behandelintegriteit van de interventies continu te controleren en te waarborgen. Zo vond Barnoski dat functionele gezinstherapie gegeven door competente therapeuten leidde tot een recidivevermindering van 30 procent bij jeugdige delinquenten. Er bleken echter ook therapeuten te zijn die een lage competentie hadden, en hun effectiviteit in termen van recidivevermindering was nul. Inmiddels vindt er in Nederland implementatie plaats van deze twee behandelmethoden binnen de (forensische) jeugdpsychiatrie.

Thuis
Effectieve criminaliteitspreventie betekent ook dat de intergenerationele overdacht van huiselijk geweld, in de vorm van kindermishandeling en relationeel geweld, zo veel als mogelijk wordt tegengegaan. Daaraan heb ik de afgelopen jaren onder andere een bijdrage geleverd door het ontwikkelen van een gestandaardiseerd instrument voor risicotaxatie bij kindermishandeling. De komende jaren zullen professionals in de Nederlandse jeugdzorg in dit instrument worden opgeleid, want alleen een deskundige hantering van wetenschappelijk onderbouwde instrumenten garandeert een verbetering ten opzichte van de ongestructureerde klinische blik.

De auteur is bijzonder hoogleraar forensische psychologie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer