Consument

In de schijnwerpers

Boos komt de museummedewerker toegesneld: „Ik had nog zo gezegd, niet flitsen!” De onthutste toerist bergt snel zijn cameraatje op en mompelt nog: „Daar kan ik toch niets aan doen, dat deed dat ding zelf.” In de automatische stand neemt het toestel inderdaad zelf het heft in handen. Toch kunnen de meeste plaatjesmakers met enige oefening prima zelf bepalen hoe en wanneer er geflitst moet worden.

Wessel van Binsbergen
28 September 2007 07:36Gewijzigd op 14 November 2020 05:08

Op een paar top- en budgetmodellen na heeft vrijwel elke camera een flitser. Onnodig om een externe flitser aan te schaffen dus, redeneren veel mensen. Het kost alleen maar geld en hij moet nog meegesjouwd worden ook. Er kleven echter nogal wat nadelen aan de interne lichtbronnetjes.Zolang de flitser niet de hoofdverlichting is, is er niet zo veel aan de hand; de flits fungeert dan als hulplicht, om bijvoorbeeld schaduwen op een gezicht weg te werken (invulflits). Bij veel tegenlichtsituaties helpt een klein flitsje al om een goed belichte foto te maken. Een portret van een model voor jaloezieën bijvoorbeeld: zonder flits zorgt het licht dat door de lamellen valt ervoor dat het onderwerp als silhouet wordt vastgelegd. De flits verkleint het verschil tussen de lichte achtergrond en de donkere voorgrond, zodat het model wel correct op de plaat komt.

Schijnwerpertje

Vormt het ingebouwde schijnwerpertje wel het hoofdlicht, dan is de kans groot dat deze de sfeer zo de foto uit flitst. Het licht is namelijk hard en fel, en doordat het lampje vlak naast de lens zit valt het frontaal op het onderwerp. Foto’s van gezellige aangelegenheden met gedimde sfeerverlichting geven de situatie dan totaal anders weer.

Gelukkig hebben veel camera’s een ”langzame synchronisatie” of ”slow sync”-functie. Wanneer die is ingesteld, verkleint het toestel de rol van de flitser en krijgt het omgevingslicht ook eens kans, doordat na de flits nog langer wordt doorbelicht. Ontbeert de camera deze functie, dan is het effect na te bootsen door een lange sluitertijd in te stellen, bijvoorbeeld van een halve seconde. Een al dan niet geïmproviseerd statief is wel een vereiste. Oefen hier eens mee en vergelijk het resultaat.

Niet elke opnamesituatie leent zich voor fotograferen met lange sluitertijden. Een fotograaf op een receptie moet mobiel en snel zijn. Om dan toch mooie kiekjes te maken is een opzetflitser eigenlijk onmisbaar. Behalve een krachtiger flitslamp bieden deze apparaten meer mogelijkheden om het flitslicht natuurlijker te maken.

De betere compactcamera en alle spiegelreflexcamera’s hebben een zogenaamde flitsschoen, waar de externe flitser op past. Elke zichzelf respecterende camerafabrikant verkoopt losse flitsers. Daarnaast zijn er universele fabrikanten, zoals Metz, die voor camera’s van verschillend pluimage opzetflitsers verkopen. Apparaten van eigen cameramerk zijn vaak iets in het voordeel, omdat de communicatie tussen fototoestel en flitser optimaal geregeld is.

Flets

Het grootste manco van de ingebouwde flitser is dat het licht van één punt komt: van voren. Portretten worden op deze manier vaak flets; bovendien doet het licht erg onnatuurlijk aan. Een stukje overtrekpapier over het flitslampje plakken maakt soms nog een klein verschil. Er gaat echter wel licht van de toch al niet erg krachtige lamp verloren en het blijft een frontale bundel. En hier komt het grote pluspunt van externe flitsers naar voren: vrijwel allemaal hebben ze een kantelbare kop. Kantel de flitser in een ruimte binnenshuis met een licht -liefst wit- plafond omhoog. De lichtstralen lopen nu niet meer gelijk op met de lens, maar worden omhooggezonden. Het plafond kaatst de stralen terug en zorgt zo voor een brede en diffuse lichtbundel. Doordat deze bundel van boven komt en niet van voren wordt het onderwerp veel natuurlijker belicht - zie het verschil met de direct geflitste foto.

Soms is het beeld wat aan de donkere kant, omdat er nu ook echt geen licht frontaal meer op het onderwerp valt. Een oplossing hiervoor is een klein reflectieschermpje aan de achterkant van de flitskop. Dit weerkaatst een klein deel van het totale flitslicht direct naar voren, zodat het onderwerp ook van voren mooi en evenwichtig wordt uitgelicht. De flitser die in de testreeks is gebruikt -de Nikon SB-800- heeft een dergelijk reflectieschermpje ingebouwd. Een stukje fotoprinterpapier en een elastiekje kunnen ook snel en doeltreffend soelaas bieden. (zie ook www.abetterbouncecard.com). Het verschil is aanzienlijk, hoewel er wel lichte, onvermijdbare schaduwen optreden.

Wit kapje

Professionele fotografen hebben geregeld een wit kapje op de externe flitser. Dat lijkt niet zo slim: het houdt heel wat flitslicht tegen. Natuurlijk doen ze dit niet zonder reden; als er geen wit plafond voorhanden is, is deze diffusor een goed alternatief om van de smalle, felle bundel flitslicht een egale, brede lichtbron te maken. Iets omhoog kantelen komt het resultaat vaak ten goede. Als de kapjes niet bij de flitser worden geleverd, verkoopt de fabrikant ze meestal los. Kapjes van een universeel merk als Omnibounce zijn echter veelal goedkoper; ongeveer 20 euro.

Externe flitsers hebben wel een prijs; een typische opzetflitser -voor Nikon de SB-600 en voor Canon de 430EX- kost krap 250 euro. Voor de fotoamateur die zijn flitsfoto’s op waarde schat echter een zeer waardevolle investering.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer