Meer dan nationaliteit alleen
DEN HAAG - Het debat over integratie wordt verkeerd gevoerd, vindt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). De nadruk ligt teveel op de Nederlandse nationaliteit. „Verbondenheid aan Nederland komt op vele manieren tot stand.”
Minister Vogelaar van Integratie zal zich gesterkt weten. In een recent interview gaf ze aan op lange termijn een joods-christelijk-islamitische traditie in Nederland te zien ontstaan. Na een storm van protest verdedigde ze haar uitspraak met woorden als de „beweeglijkheid” en „dynamiek” van een traditie. Het verhaal van de nationale identiteit is nooit af, zo had ze willen zeggen.In het nieuwste advies van de WRR, ”Identificatie met Nederland”, staan soortgelijke zinnen. Het rapport is een pleidooi om de „eenzijdige” nadruk op de Nederlandse identiteit te verleggen naar het proces van identificatie: de relaties van migranten, hun werk, hun stad. „Verbondenheid aan Nederland komt op vele manieren tot stand”, constateren de onderzoekers.
„Voor een trambestuurder is het belangrijk dat hij zijn werk goed doet, niet dat zijn ouders uit Marokko komen”, zegt prof. dr. P. L. Meurs, voorzitter van de projectgroep die het rapport opstelde. Ze is er duidelijk over: in het debat over integratie wordt de nadruk te eenzijdig gelegd op de nationaliteit van een migrant. „Als iemand steeds maar wordt beoordeeld op zijn allochtoon-zijn, leidt dat tot frustratie en uiteindelijk tot terugtrekking.” En dat is funest voor een samenleving, aldus Meurs.
Het WRR-rapport onderscheidt drie verschillende vormen van identificatie: functioneel, normatief en emotioneel. Functionele identificatie komt tot stand wanneer iemand wordt beschouwd als lid van een beroepsgroep, een hobbyclub of een politieke partij. Normatieve identificatie heeft betrekking op de mogelijkheden om de eigen normen te kunnen volgen en in te brengen in het publieke domein. Er zou meer ruimte moeten komen om normatieve opvattingen te bediscussiëren, vindt de WRR. Bij emotionele identificatie gaat het vooral om het gevoel „erbij te horen.”
De route via de functionele identificatie is de meest vruchtbare, denkt Meurs. „Die benadering ontstijgt de etnische of historische lijnen. Het gaat er dan om wat voor studie iemand doet of welk werk hij heeft. Ook in die dagelijkse werkzaamheden zijn migranten verbonden aan ons land.”
Politici, beleidsmakers en media zouden zich eens bewust moeten zijn van die uiteenlopende verbindingen van de migrant met Nederland. „Neem alleen al het woord allochtoon. Dat is een simplistische reductie van wat iemand doet en welke relaties hij onderhoudt”, zegt Meurs.
Allochtonen worden als een groep gezien en gedefinieerd in termen van wat ze niet zijn: niet van hier. Paradoxaal genoeg eisen we wel van hen dat ze volledig Nederlander worden, zegt Meurs. „Als we stug blijven volhouden aan een historische omschrijving van het Nederlanderschap zullen ze nooit slagen in hun pogingen om Nederlander te worden. Nederlanders die oorspronkelijk niet van hier zijn maken ook deel uit van de Nederlandse geschiedenis. Dat zouden we wel wat meer mogen beseffen.”