Economie

Begroten in de geest van Keynes

Het anticyclisch begroten lijkt terug op de Haagse agenda. In theorie een nobel streven. In de praktijk pakken de goedbedoelde maatregelen vaak minder fraai uit.

Marcel ten Broeke
21 September 2007 20:15Gewijzigd op 14 November 2020 05:07
Gerrit Zalm, de langstzittende Nederlandse minister van Financiën en volgens velen de ultieme schatkistbewaarder. Foto ANP
Gerrit Zalm, de langstzittende Nederlandse minister van Financiën en volgens velen de ultieme schatkistbewaarder. Foto ANP

Dat er ingeleverd moet worden als het economisch wat tegenzit, daar zijn we in de afgelopen jaren wel achter gekomen. Nu de economie floreert en de koopkrachtontwikkeling desondanks stagneert, is dat eventjes wennen.„Economen noemen dit anticyclisch beleid”, liet minister Bos van Financiën zich deze week ontvallen, bij het aanbieden van de Miljoenennota 2008 aan de Tweede Kamer. „Het is verstandig om aan de rem te trekken als het goed gaat, zodat je een extra zetje kunt geven in mindere tijden”, verduidelijkte hij later.

Het vierde kabinet-Balkenende voert tot 2011 in totaal voor 6,8 miljard euro aan lastenverzwaringen door. Het merendeel hiervan -5,3 miljard euro- krijgt zijn beslag in 2008, het jaar waarin burgers dit „het beste kunnen hebben.”

Anticyclisch begroten, het lijkt een nobel streven. De Britse econoom John Maynard Keynes bepleite in de jaren dertig van de vorige eeuw al een dergelijk actief handelen door de overheid, gericht op het dempen van de conjunctuurbeweging. Keynes was ervan overtuigd dat de regering zo kon bijdragen aan een stabiele macro-economische ontwikkeling.

Simpel gezegd is de jaarlijkse economische groei volgens Keynes de resultante van een optelsom van bestedingen van consumenten, investeringen door bedrijven, overheidsuitgaven en handel met het buitenland. Wanneer het even wat minder gaat, en burgers en bedrijven de hand op de knip houden, kan de overheid de uitkomst dus positief beïnvloeden door de lasten te verlichten of zelf meer te besteden.

Dat klinkt logisch. Een burger die in mindere tijden zijn spaargeld aanspreekt of een lening aangaat, is -mits hij in florissantere jaren zijn rekening weer aanvult of de lening aflost- toch ook niet onverstandig bezig?

Het probleem voor de overheid is echter dat het macroniveau vaak niet zo simpel werkt. Als gevolg van langdurige parlementaire behandeling kan de uitvoering van maatregelen grote vertraging oplopen, zodat besluiten pas worden geëffectueerd op het moment dat de cyclus alweer omslaat. Bovendien is weinig zo grillig en onzeker als het economische getij.

De wens om ’tegen de cyclus in’ te besteden kan er daarom in resulteren dat de overheid de economische golfbeweging juist versterkt. Anticyclisch beleid pakt dan procyclisch uit. Juist daarom werd het anticyclisch begroten, dat in Nederland vooral in zwang was in de jaren vijftig van de vorige eeuw -uitgevoerd door de PvdA-ministers van Financiën Van de Kieft en Hofstra-, abrupt beëindigd. De geschiedenis leert daarnaast dat de keynesiaanse zienswijze in de praktijk leidt tot een spiraal van oplopende begrotingstekorten.

Nu is de kans klein dat het huidige kabinet inderdaad net zo sterk inzet op anticyclisch begroten, als de kabinetten van Drees en Beel in de jaren vijftig deden. Tegenwoordig wordt er vooral trendmatig begroot, wat zich kenmerkt door meer bestuurlijke rust dankzij een strikte scheiding tussen inkomsten en uitgaven. Daarnaast zijn vandaag de dag internationale ontwikkelingen in toenemende mate bepalend voor de staat van ’s lands economie.

Bovendien is er nu ook niet echt sprake van anticyclisch begroten in de ware zin van het woord. Niet het dempen van een golfbeweging lijkt de reden dat het kabinet er voor kiest om nagenoeg 80 procent van de lastenverzwaringen in deze kabinetsperiode al volgend jaar uit te voeren. Er lijkt vooral te worden gekeken naar een andere cyclus dan een puur economische, namelijk die van de politiek. Door de financiële malaise voor de burger te beperken tot 2008, kunnen er wellicht aan het einde van de rit cadeautjes worden uitgedeeld om daarmee een herverkiezing te bevorderen.

Over de gevaren van zulk beleid kan zelfs Gerrit Zalm, de langstzittende Nederlandse minister van Financiën en volgens velen de ultieme schatkistbewaarder, meepraten.

Om de kiezer te paaien presenteerde het tweede paarse kabinet in 2000 en 2001 een pakket aan lastenverlichtingen ter waarde van enkele miljarden. De Nederlandse economische motor draaide toen echter al op volle toeren. Door de extra uitgaven raakte de economie oververhit met versneld oplopende lonen en inflatie als gevolg.

Om de schade voor de schatkist te beperken, matigde Zalm het daaropvolgende jaar de uitgaven waardoor hij de recessie die Nederland inmiddels in zijn greep had, nog eens verdiepte.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer