Veertien leraren en elf leerlingen vormden de totale schoolpopulatie waarmee de Christelijke Hogere Landbouwschool op 7 oktober 1957 van start ging in de consistoriekamer van de gereformeerde kerk in Ede. De school was opgezet door de Christelijke Boeren- en Tuindersbond (CBTB).Een jaar of tien later verhuisde de opleiding naar de Flevopolder, die nog volop in ontwikkeling was. „Er was hier helemaal niets”, zegt directeur W. van de Weg. „Dronten bestond nauwelijks en er was bijna geen openbaar vervoer, dus voor de studenten speelde het leven zich helemaal op dit terrein af. Dat is nu heel anders. We organiseren cursussen, onder meer voor bedrijven, en halen hen ook het terrein op. Momenteel zoeken we bedrijven die hier in een horecagelegenheid nieuwe, gezonde voedingsontwikkelingen willen presenteren.”

De school kreeg in Dronten zoveel ruimte, dat ze er na alle uitbreidingen nog steeds niet mee behoeft te woekeren. „De komende jaren vervangen we het schoolgebouw. We hebben grond genoeg om er een nieuw onderkomen naast te zetten. Daardoor kunnen de lessen hier gewoon doorgaan.”

Paardenpension

Op het bijna 300 hectare grote terrein bevindt zich ook een groot melkvee- en akkerbouwbedrijf waar de studenten ervaring kunnen opdoen. Een ander bedrijf, met varkens, kippen en schapen, vormt een coöperatie waarin studenten verantwoordelijkheid leren dragen. Verder is er een paardenpension, waar studenten hun paard kunnen onderbrengen.

De laatste jaren ontstaan ook steeds meer andere studentenbedrijfjes op het terrein, zoals een adviesbureau voor voedselproductie en een rechtswinkel. „Wij zijn een school voor de groene ruimte”, zegt Van de Weg. „Dat betekent dat we meegroeien met de andere functies die het platteland steeds meer krijgt. We kijken ook naar de steden: we willen een nevenvestiging in Almere beginnen, gericht op groenvoorziening in de stad en op gezelschaps- en recreatiedieren.”

Zo lang de school bestaat, heeft ze al een internaat. Momenteel wonen er bijna 300 studenten op de campus, zo’n 300 elders in het dorp en de rest in de regio.

Een leraar reed in de jaren ’60 het terrein van de Bosrand in Ede op, waar het internaat toen was gevestigd. Tot zijn verbazing zag hij zes goedgevulde aardappelzakken in de bomen hangen. In elke zak zat een mens. Het waren internaatbewoners die tijdens de sportdag hadden gespijbeld en daarvoor door hun medeleerlingen werden afgestraft. Pas toen het duister viel, werden de opgehesen zakken neergelaten.

Internationale studenten

De Christelijke Agrarische Hogeschool -twee jaar geleden gefuseerd met een mbo-instelling, het Groenhorst College- groeit nog steeds en telt momenteel 1250 studenten: het merendeel op de dagopleiding, zo’n 200 in deeltijd en er zijn ook zo’n 200 internationale studenten.

Die laatste groep is afkomstig van universiteiten in Europa waarmee de CAH samenwerkt. De studenten brengen het laatste jaar van hun bacheloropleiding of het eerste jaar van hun master in Dronten door. Ze hebben een eigen woongedeelte -omdat zij zeven dagen per week op de campus zijn- en volgen een Engelstalig programma, maar worden verder zo veel mogelijk in de Nederlandse schoolpopulatie geïntegreerd. „Voor veel van die studenten is ons onderwijs een cultuurschok: zelfstandig leren, samenwerken, initiatieven nemen, projectmatig werken, het is vaak grotendeels vreemd voor hen.”

Studenten kiezen niet meer voor de CAH vanwege de christelijke identiteit, zegt Van de Weg. „Die identiteit bepaalt echter wel ons schoolleven: aandacht voor vorming, kleinschaligheid en persoonlijke betrokkenheid. We geven de studenten verantwoordelijkheid; we waren een van de eerste scholen waar ze evenveel zeggenschap kregen als de docenten.”